/
2.1 Beregening

2.1 Beregening

Water voor beregening komt uit verschillende bronnen. Over het algemeen is water dat wordt ingenomen voor irrigatie afkomstig uit oppervlaktewater (sloten, kanalen, meren of rivieren), bassinwater, grond/bron- of leidingwater. De microbiologische kwaliteit van water hangt af van de oorsprong, waarbij de grootste kans op besmetting aanwezig is bij oppervlaktewater, gevolgd door bassinwater en de kleinste kans bij grond/ bron en leidingwater. Microbiële besmettingen van oppervlakte- en bassinwater dat wordt ingenomen voor irrigatie is mogelijk wanneer het in contact komt met mest, rioolwater en/ of uitwerpselen en kadavers van (wilde) dieren.

Lees meer

Menselijke ontlasting kan humaan pathogene bacteriën en virussen bevatten en die kunnen via irrigatiewater op het gewas terechtkomen. Rioolwater bevat menselijke ontlasting, dus moet men ervan uitgaan dat er altijd humaan pathogenen in voor zullen komen (zie ook onderdeel 3.1). De besmettingsgraad van water wordt vastgesteld aan het ‘coli-getal’. Het coligetal ( zie E. coli) is een maat voor fecale besmetting (besmetting door uitwerpselen van mensen en dieren) en hoe groter dit getal, des te groter de kans dat het water in contact met menselijke of dierlijke ontlasting is geweest.

Related content

1.4 Praktijkvoorbeelden gebruik dierlijke mest
1.4 Praktijkvoorbeelden gebruik dierlijke mest
More like this
2.2 Oppervlaktewater
2.2 Oppervlaktewater
More like this
1.1 Organische (dierlijke) mest
1.1 Organische (dierlijke) mest
Read with this
2.5 Wijze van toediening van water op het gewas
2.5 Wijze van toediening van water op het gewas
More like this
2.4 Grond (bron) en leidingwater
2.4 Grond (bron) en leidingwater
Read with this
3.2 Overdracht via dieren
3.2 Overdracht via dieren
More like this