9.1 Haemonchose
Haemonchose veroorzaakt door de bloedzuigende worm Haemonchus contortus is de belangrijkste sterfte veroorzakende maagdarmwormziekte in Nederland. Kenmerkend voor deze ziekte is de bloedarmoede wat zich uit in zeer bleke, witte slijmvliezen (oog en bek). Door de bloedarmoede ontstaat vaak ook een kobaltgebrek. Andere symptomen naast een slechte groei en vermagering zijn onderkaaksoedeem (=vochtophoping) en harde, ingedroogde mestkeutels in plaats van diarree. Typerend zijn ook de hoge wormeitellingen in de mest in vergelijking met andere wormsoorten. Eitellingen van boven de 1000 eieren per gram mest worden meestal veroorzaakt door Haemonchus contortus. Eitellingen tot ver boven de 20.000 EPG komen voor.
Haemonchus contortus vormt vooral in de zomer en het najaar een gevaar voor de lammeren. Deze soort overwintert hoofdzakelijk als winterslapende larf in de darmwand van de ooien en jaarlingen. Hun eieren kunnen in het voorjaar in grote aantallen op het land terecht komen als de ooien na het aflammeren niet worden ontwormd. Eind mei zijn er nieuwe larven op de wei. Als de lammeren tijdig verweid (3) naar veilig land (2), is dat geen probleem. Als lammeren die larven wel kunnen opnemen omdat ze niet op tijd zijn verweid of op gevaarlijk land hebben geweid, zijn er 3 tot 4 weken later eieren in de mest van die lammeren te vinden en vanaf dan is er ook een reële kans op de ziekte haemonchose. Larven die ooien en lammeren na ongeveer augustus opnemen gaan grotendeels in winterslaap in de darmwand. Winterslaap, rustende of inhibitie wil zeggen dat de worm(ontwikkeling) wordt afgeremd door de weerstand van het dier en de buitentemperatuur. Wanneer het echter tot ver in het najaar niet al te droog zomers weer is, kan haemonchose ook dan nog optreden. Vrieskou doodt de eieren en larven van deze wormsoort én maakt gevaarlijk grasland veilig voor deze wormsoort.
De lammeren hebben na één weideseizoen vaak voldoende weerstand opgebouwd. Bij ongunstige omstandigheden voor de ontwikkeling van Haemonchus op de weide, zoals droogte en hitte in zomer en najaar, bestaat de kans op onvoldoende opbouw van weerstand bij de lammeren. Deze lammeren kunnen als jaarling ooien in het voorjaar nog onvoldoende weerstand hebben tegen haemonchose.