/
7.1.5 Spinnen van lange vezels

7.1.5 Spinnen van lange vezels

De lange vezels hebben de hoogste kwaliteit; ze zijn sterker, fijner, minder harig en regelmatiger dan de kortere vezels. De vezelfijnheid is een gevolg van het splijten tijdens het zwingelen (§7.1.1), hekelen (§7.1.3) en de verdere voorbewerking (§7.1.4). Hierdoor kunnen de lange vezels tot veel fijner garens gesponnen worden dan de kortere vezels. Bij het spinnen worden de vezels in het voorgaren (‘wiek’) verder verfijnd en om elkaar gedraaid (getwist), waardoor het garen (ook ‘draad’ genoemd) zijn stevigheid verkrijgt.

De lange vezels worden meestal nat gesponnen via het systeem van ringspinnen (Schema). Het voorgaren (‘rove’ boven in de figuur) loopt door een warm waterbad van 60 à 70 °C (Foto), waardoor de nog resterende lijm (pectine) tussen de vezels zacht wordt en de vezels tijdens het spinnen zich vrijer ten opzichte van elkaar kunnen bewegen en daardoor zich idealer in het garen kunnen positioneren/oriënteren. Vervolgens passeren de vezels het uitrekveld waarbij het voorgaren tot 18 maal verfijnd kan worden, of tot de gewenste garenfijnheid. Tenslotte worden de vezels versponnen tot garen doordat een ronddraaiende geleider (‘wire traveler’ onder in de figuur) een twist aan het garen geeft; elke rotatie zorgt voor één twist in het garen.

Schematische voorstelling van nat ringspinnen. Gekopieerd uit Janssens.[1]

De productiesnelheid bij ringspinnen wordt gelimiteerd doordat het opwikkelen van het garen gekoppeld is aan het twisten van het garen. Op een ringspinmachine kan een twist gegeven worden van ongeveer 300 tot 700 rotaties per minuut. Het natspinnen van bastvezels is een kost-intensievere technologie dan het spinnen van korte stapelvezels met behulp van rotorspinnen (§7.3.2).

De dikte van een garen wordt aangegeven met het zogenaamde garennummer (§7.1.6). De fijnste garens worden verkregen wanneer de voorgarens voorafgaand aan het spinnen worden gebleekt. Natspinnen levert fijne, gladde, regelmatige doch redelijk hard aanvoelende en glanzende garens op die verwerkt worden tot kleding en interieurtextiel. Met natspinnen kunnen garens verkregen worden met garennummer in de range Nm 26 tot 39.

Nat ringspinnen van lange gebleekte vezels.
Foto HOGENT.

Bij het proces van halfnat spinnen loopt het garen na het uitrekveld tegen een koperen likwals (Figuur 37). De wals draait rond in een bak met water. Het garen wordt hierdoor iets gladder, maar behoudt het karakter van drooggesponnen garen: pluiziger, minder sterk, grover en geen ‘eeuwige’ glans.

Typische toepassingen van garens van lange vezels zijn kleding en interieurtextiel.

 Spinners van ‘lange vezels’

Constructeurs van ringspin machines voor ‘lange vezels’


[1] Els Janssens, ‘Garentechnologie 1: mechanisch spinnen’, Cursus 2019-2020. https://issuu.com/communicatie-hogent/docs/garentechnologie_1

[2] Khan et al., Journal of Textile Science and Technology, 2020, 6, 19-39, https://www.scirp.org/pdf/jtst_2019122416553807.pdf