/
8.2 Viscose

8.2 Viscose

De koninklijke weg voor het maken van textiel uit hennep is het ontsluiten van een lange vezel, die eventueel ingekort kan worden om te kunnen spinnen in combinatie met wol of katoen. Een alternatieve route is het verwerken van de hennepplant op een manier dat er viscose van gemaakt kan worden. Viscose is de gebruikelijke naam, en behoort met acetaat, rayon, modal, supra en lyocell tot de familie van de kunstzijdes of kunstvezels, of preciezer tot de cellulose vezels; in het engels ‘man made cellulosic fibres’.

Viscose wordt gemaakt van cellulose dat uit tot dusverre voornamelijk uit hout verkregen wordt. Hennep heeft een hoog gehalte cellulose, en is daardoor eveneens een geschikte grondstof voor het maken van viscose.

De cellulose wordt uit de plant gehaald door middel van pulpen, een proces dat enigszins lijkt op het maken van pulp voor papier. Bij dat proces worden lignine, hemicellulose en pectine chemisch losgemaakt van de cellulose en uit de pulp gezuiverd. De vezel wordt dan vervolgens gereinigd en gebleekt (bijvoorbeeld met enzymen) om vervolgens synthetisch gesponnen te worden tot viscose vanuit een zuurbad. De vezel kan dan als continu filament of als korte stapelvezel (ingekort naar de lengte van katoen of wol) verwerkt worden tot garen en vervolgens textiel. De eigenschappen van viscose zijn bekend en breed aanvaard bij consumenten in bijvoorbeeld dameskleding en meubelstoffen.

De prijs van viscose is circa de helft van garen op basis van lange hennepvezels. Die prijsverhouding geldt ook voor de prijs van pulp ten opzichte van hennepvezel. Toch kan de route naar viscose potentieel interessant zijn in combinatie met de productie van bloemen en zaden; met planten die minder geschikt zijn voor goede vezels; en bij een vroege of zeer late oogst van de planten. Feitelijk is de vezelproductie dan een restproduct van de bloem/zaad productie. Een voordeel is dat, anders dan bij vezelproductie, de gehele stengel verpulpt wordt ter verkrijging van cellulose voor viscose. Een verder voordeel van vroege oogst (t.b.v. bloemen) is dat het percentage lignine nog laag is, hetgeen het pulpen vergemakkelijkt.

Indien henneptextiel na gebruik en mechanische recycling te korte of te zwakke vezels heeft, kan de vezel een goede grondstof zijn voor viscose; dat wordt dan ‘chemische recycling’ genoemd.

Deze route is nog nauwelijks ontwikkeld voor andere grondstoffen dan hout. Dat komt door de hoge productievolumes bij pulpen; een pulpfabriek of een viscosefabriek heeft een productievolume van minstens 100.000 ton per jaar, een veelvoud van een gebruikelijke vezelhennep verwerkende productie-eenheid. Momenteel zijn er slechts een handvol fabrieken voor viscose productie; naar verwachting komen er wel een aantal bij de komende jaren.

Waar voorheen weinig duurzame oplosmiddelsystemen werden gebruikt is sinds enige jaren een procedé met hergebruik van oplosmiddel in een gesloten systeem ontwikkeld en in gebruik (Lenzing).

Related content