Meetbare gezondheidskenmerken
Pols en hartslag
De pols en de hartslag zeggen iets over de bloedcirculatie van een dier. Het is belangrijk dat de pols krachtig en regelmatig is. Het aantal slagen per minuut moet binnen de normaalwaarden van de diersoort vallen.
De hartslag beluister je met een stethoscoop wanneer het dier in rust is. De normale hartslagfrequentie verschilt per diersoort. Die van een muis is bijvoorbeeld veel hoger dan die van een paard. Het opnemen van de hartslag is vooral bij grotere zoogdieren gebruikelijk. Bij veel andere diersoorten voegt de informatie weinig toe of is het praktisch niet uitvoerbaar.
Lichaamstemperatuur
De lichaamstemperatuur zegt veel over de gezondheid van een dier.
Een te hoge temperatuur betekent koorts. Dit kan wijzen op een infectie ergens in het lichaam. Een te lage lichaamstemperatuur wijst op onderkoeling. Beide zijn schadelijk voor de gezondheid van een dier. Wat een normale lichaamstemperatuur is, verschilt per diersoort en soms ook per leeftijd.
Pijn, stress, inspanning en omgevingstemperatuur zijn factoren die de lichaamstemperatuur kunnen beïnvloeden.
Niet bij alle diersoorten is het opmeten van de temperatuur zinvol. Het opmeten van de lichaamstemperatuur bij koudbloedige dieren is bijvoorbeeld niet zinvol. De temperatuur bij dit soort dieren is vooral afhankelijk van de omgeving. Ook bij vogels wordt de lichaamstemperatuur meestal niet gemeten, omdat ze er erg gestrest van kunnen raken.
Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek geeft extra informatie over de situatie in het zieke lichaam. Dit soort onderzoek wordt meestal alleen uitgevoerd als het dier ziek is en het niet duidelijk is wat er met het dier aan de hand is. In het laboratorium kan bijvoorbeeld mest, urine of bloed gecontroleerd worden op ziekteverwekkers of schadelijke stoffen. Ook kunnen röntgenfoto's worden gemaakt. Daarop kun je bijvoorbeeld botbreuken waarnemen.
Voor dit soort aanvullend onderzoek moet een specialist worden ingeschakeld.