1.4. Kiezen voor biologisch
Met al die kennis over de definitie van biologische landbouw, de principes, alle ontwikkelingen van de afgelopen eeuw, bio en duurzaamheid, kom je uiteindelijk toch voor de keuze te staan: waarom zou jij kiezen voor biologisch? Welke afwegingen maak je ?
In deze paragraaf leer je na te denken over je motieven om te kiezen voor biologische landbouw.
Kiezen voor biologisch is altijd een persoonlijke keuze; niemand verplicht je ertoe. Er kunnen heel zakelijke argumenten voor die keuze zijn (bij voorbeeld: de hogere prijs voor biologische melk), maar meestal komt daar de overtuiging bij dat dit een goede keus is. Dat is ook nodig. Vooral de periode van omschakeling is vaak een moeilijke. Er is overtuiging nodig om door alle beginnersproblemen heen te gaan en een echt ‘levend’ biologisch bedrijf op te bouwen. Het is belangrijk de eigen motieven goed te kennen voordat je eraan begint. Een alleen maar zakelijk motief leidt waarschijnlijk niet tot succes.
Een overtuiging berust op waarden: wat vind jij belangrijk, wat geeft voor jou de doorslag als je een (moeilijke) keuze moet maken ? Biologische boeren vinden vaak andere waarden belangrijk dan gangbare, en dat bepaalt mede hun keuzes. Om je eigen waarden en motieven te leren kennen kun je je daaraan spiegelen. Hieronder groeperen we waarden waarop biologische boeren zich (in onze waarneming) vaak onderscheiden in twee groepen:
meer denken en werken vanuit (eco)systemen, relaties en omgeving
andere mentaliteit en levensbeschouwelijke keuzes.
Motieven vanuit systeemdenken en omgevingsdenken
Ongeacht alle verschillen in opvattingen: alle biologisch werkende boeren delen, meer of minder bewust, het denken en werken vanuit een systeem. Biologisch werken betekent altijd sturen op samenhang: tussen bodem en gewas, tussen mogelijke plaaginsecten en hun natuurlijke vijanden, tussen alle componenten van de kringloop enzovoort. Dat betekent altijd werken vanuit een ecologisch beeld: het landbouwbedrijf, breder het landbouwsysteem, als werkend en levend ecosysteem.
Verschil is wel of ook nog andere samenhangen worden herkend en erkend. Biologisch-dynamische (BD) boeren gaan ook uit van samenhangen met en in de totale cosmos . Zo wordt ervan uitgegaan dat de stand van de planeten in de dierenriem de groei van het gewas beïnvloedt; daarmee wordt rekening gehouden bij de grondbewerking en bij zaaien en planten (zaaikalender). Ook met andere metaphysische (niet met de gangbare natuurkunde meetbare) krachten wordt rekening gehouden. Die opvattingen zijn ontleend aan het antroposofische mens- en wereldbeeld. De keuze voor BD inspireert tot een verdieping van de opvattingen over het ecologisch model. Ook de regels voor dierenwelzijn zijn strenger dan die voor standaard-Bio; koeien worden bij voorbeeld niet onthoornd. Veel BD-bedrijven zijn daardoor voorloper-bedrijven binnen de biologische sector.
Systeemdenken bepaalt ook een grotere aandacht voor de hele keten van primaire productie, handel en verwerking en afzet (retail). Alleen als alle schakels in de keten biologisch werken, en dat elkaar kunnen garanderen, is het eindproduct voor de consument gegarandeerd biologisch en kan de hogere prijs voor biologische producten worden gehandhaafd. Daarin past niet alleen concurrentie maar ook samenwerking om elke schakel levensvatbaar te maken en te houden. Die bereidheid tot samenwerking, en dus tot openheid naar andere ketenpartners en verdere omgeving, moet je wel hebben. Een pure ‘erfdenker’ heeft het moeilijk in de bio-landbouw. Ook op dit punt gaat de biologisch-dynamische sector verder, met bijvoorbeeld een stelsel van teeltafspraken (afspraken over aanbod en prijzen tussen producenten en -tussen-handel), dus een andere relatie producent - handel - consument.
Tot slot: biologische boeren hebben vaak, maar lang niet altijd, meer oog voor culturele waarden die zich niet onmiddellijk in productie en prijs vertalen: voor het historisch gegroeide landschap en de waarden die daarmee verbonden zijn, historische bouw (agrarisch erfgoed), omringende natuur. Zij aanvaarden makkelijker de beperkingen die dat voor hun bedrijf oplevert. Vaak proberen zij de waarden van hun omgeving voor hun bedrijf te optimaliseren (een beweging die ook in de gangbare landbouw opkomt, bij voorbeeld met natuurinclusieve landbouw). Veel biologische bedrijven bevinden zich in kwetsbare landschappen (b.v. Natura-2000), pachten natuurgronden of hebben andere ‘handicaps’. Veel bio-boeren zijn actief in agrarische natuurverenigingen, doen iets extra’s voor de weidevogels, zorgen voor ‘begeleidende natuur’ (bloeiende akkerranden, kleine landschapselementen als houtwallen e.d.). Het is belangrijk om voor jezelf te bepalen hoe belangrijk je dit vindt en wat past in de omgeving van je eigen bedrijf.
Motieven vanuit mentaliteit en levensbeschouwing/religie
Wie kiest voor biologische landbouw heeft vaak het gevoel dat je dichter bij natuurlijke processen kunt blijven, dat denken vanuit het ecosysteem uiteindelijk weerbaarder maakt en meer opbrengt. Biologisch werken is dan ‘weloverwogen manipuleren van het ecosysteem’. Daarin is het voorzorg-principe herkenbaar (niet ingrijpen, tenzij …..), maar vooral meer vertrouwen: in je vermogen het ecosysteem op en rond het bedrijf zo te beheersen dat het rendeert op alle waarden (voedsel, winst, maar ook landschap, biodiversiteit enz.). In de gangbare landbouw staat het denken vanuit interventies voorop: produceren door alle productiefactoren te beheersen met technische en chemische ingrepen.
De mentaliteit van een bio-boer is daarmee vaak wat meer holistisch (durven denken vanuit het geheel en alle samenhangen daarbinnen) en ‘zacht’ (begeleidend, bijsturend), die van gangbare ondernemers meer analytisch (denken en handelen vanuit afzonderlijke factoren) en ‘hard’ (beheersend). Daarbij past ook een verschillend omgaan met risico’s: wat durf je los te laten, hoeveel vertrouwen durf je te hebben in het ecosysteem dat je op je bedrijf laat werken? Omgaan met angst speelt ook een rol: de oerangst voor schaarste en gebrek (vanuit het verleden al te begrijpelijk), en de angst voor verlies van grip en beheersing. Er is vertrouwen nodig, in het ecologisch systeem en in je eigen kennis en beheersing daarvan, om iets van die angst los te laten en af te zien van ‘harde’ interventies.
Daaronder en daarboven zitten vaak levensbeschouwelijke en religieuze opvattingen, opvattingen over de mens en zijn plaats in de natuur of schepping en de waarden die daarbij horen.
Vanuit de Christelijke traditie is er enerzijds het beeld van de aarde die de mens is gegeven ‘om te bewerken en te bewaren’, ofwel de schepping is er uiteindelijk voor de mens. Anderzijds is er de opvatting van rentmeesterschap, waarin de mens weliswaar de aarde heeft ‘gekregen’, maar wel om er zorgvuldig mee om te gaan en om deze voor toekomstige generaties te bewaren.
De eerste opvatting heeft sterk bijgedragen aan een overwegend utilitaire (alleen op nut gerichte) omgang met de natuur: in principe zonder grenzen gebruiken voor en door de mens. In die traditie past de gangbare landbouw naadloos. Biologische boeren plaatsen zich vaak in de andere traditie, denken vanuit rentmeesterschap. Ook in die traditie staat de mens centraal, maar krijgt de mens wel een opdracht tot zorgvuldigheid, tot bewaren en doorgeven. Daarin past geen overexploitatie en onvoldoende oog voor houdbaarheid op langere termijn.
Een stap verder is het loslaten van het kijken en denken vanuit alleen de mens, ofwel het gedeeltelijk loslaten van het antropocentrische wereldbeeld. De ‘natuur buiten de mens’ krijgt dan een eigen waarde, mag bestaan los van het nut voor de mens. Het gaat dan niet alleen om natuurgebieden maar ook om ‘omringende’ en ‘begeleidende’ natuur op en rond het bedrijf. Een biologische boer kiest er, al dan niet bewust, voor om een stukje productie te laten liggen om meer biodiversiteit op zijn bedrijf toe te laten, door minder intensief te werken maar vaak ook door natuurelementen in het bedrijf op te nemen, zoals hagen en boomsingels, bloeiende akkerranden e.d.. Zulke ‘begeleidende natuur’ levert ‘ecosysteemdiensten’ (bij voorbeeld: bestrijding van plaaginsecten), maar kan en mag ook een waarde in zich vertegenwoordigen. Bijdragen aan behoud van traditionele landschappen kan vanuit die zelfde opvatting een goede keuze zijn. Hun waarde is dan niet alleen in nut (b.v. meer toeristen) uit te drukken: je herkent en erkent de ‘waarde in zich’.
Hoe dan ook kiezen biologische boeren ervoor om aan de landbouwhuisdieren op hun bedrijf, of in de bedrijfsketen, meer eigen waarde toe te kennen en niet alleen te bezien vanuit hun nut. Daarom gunnen zij hen meer mogelijkheden voor natuurlijk gedrag, door meer leefruimte en en door de meeste ingrepen zoals het couperen van staarten achterwege te laten. Die waarde is zelfs vastgelegd in de regelgeving voor de biologische landbouw. Ook dit betekent: een stukje productie laten liggen omdat je de eigen waarde van de productiefactor (het dier) erkent.
Verschillende motieven, verschillende bedrijven
Biologische boeren kiezen en handelen vanuit verschillende motieven, en kunnen dus ook meer of minder ‘diep’ gaan in de invulling van biologisch. Heel wat biologische ondernemers passen de regels voor de biologische bedrijfsvoering toe maar blijven zo dicht mogelijk bij het gangbare bedrijfsmodel. Anderen laten meer waarden toe in hun afwegingen en verdiepen hun opvatting van biologisch. Zij ontwikkelen zich dan bij voorbeeld meer naar het model van natuurinclusieve landbouw , of ze besteden extra aandacht aan sociale en culturele waarden. Het EKO-keurmerk honoreert de inspanningen van boeren die een stapje verder willen dan alleen bio, en zich ook inspannen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (zie verder hoofdstuk 5). Internationaal is dit herkenbaar in het model Organics 3.0, waarin een vergaande integratie van waarden leidt tot een duurzaam en sociaal organisch voedselsysteem op wereldschaal (zie paragraaf 1.3).
Verdieping: Biologisch, natuurinclusief en biodiversiteit
biodiversiteit door/binnen (bio)landbouw
Eén van de motieven om te kiezen voor biologische landbouw en biologische producten is zorgen over de terugloop van biodiversiteit. We denken dan vooral aan de terugloop in het aantal soorten dieren en planten, en minder diversiteit van soorten in een bepaald gebied of binnen een landbouwbedrijf. Biologische landbouw doet het op dit punt beter: op een biologisch bedrijf komen meer verschillende soorten voor. Dat komt ook en vooral omdat in een biologisch systeem biodiversiteit een functie heeft in het bedrijfssysteem (zgn. functionele agrobiodiversiteit, ecosysteemdiensten). Dat is een belangrijk winstpunt.
De biodiversiteit is echter buiten het landbouwareaal, ook het biologische, nog heel veel groter. Omdat de mens met zijn landbouw, maar ook infrastructuur, industrie, dorpen en steden een steeds groter deel van het land op deze wereld in beslag neemt blijft er voor de resterende natuur minder over. Ook binnen natuurgebieden heeft de mens invloed: denk in onze omgeving aan b.v. stikstof-depositie, verdroging en verspreiding van (residuen van) bestrijdingsmiddelen zoals neonicotinoïden. 'Natuur' wordt steeds meer een eiland in de mensen-zee. Hoe kleiner een eiland, hoe kwetsbaarder de biodiversiteit op dat eiland. De mens en zijn landbouwhuisdieren nemen inmiddels zoveel oppervlakte in beslag, en zo'n groot deel van de koek in termen van biomassa (zie hieronder), dat alleen natuurbehoud onvoldoende is om biodiversiteit te behouden. We zullen daarom ook ruimte voor natuur moeten maken binnen de menselijke wereld: door onze leefomgeving te vergroenen, verbindingen tussen natuurgebieden in stand te houden en uit te breiden (vermindering van eilandwerking) en biodiversiteit op onze landbouwbedrijven toe te laten en functioneel te maken. Dat wordt in het concept natuurinclusieve landbouw uitgewerkt en vertaald in landbouwpraktijk (zie hieronder).
De terugloop van biodiversiteit, gezien als aantallen en diversiteit van soorten, krijgt terecht veel aandacht, maar je kunt hem ook uitdrukken in biomassa. Het beeld wordt dan schrijnender:
gemeten in koolstof is de totale biomassa op aarde sinds het begin van de landbouw gehalveerd, van naar schatting zo'n 1.000 gigaton naar 550 gigaton. Dat betekent feitelijk: de mens teert in op de levende schil om de aarde.
van deze biomassa zit zo'n 90% in planten, 5% in bacteriën en 5% in alle andere klassen organismen. Gewervelde dieren maken er maar zo'n 0,4 % van uit.
binnen die 0,4 % wordt de levende massa voor een steeds groter deel in beslag genomen door onszelf en onze landbouwhuisdieren. Er zit inmiddels twintig keer meer biomassa in onszelf en de zoogdieren die we als vee houden dan in alle wilde zoogdieren bij elkaar. De biomassa van alle kippen bij elkaar is twee a drie keer zoveel als van alle wilde vogels bij elkaar.
gemeten in kg. biomassa is de insectenpopulatie in Nederland (en waarschijnlijk in de meeste ontwikkelde landen) enorm teruggelopen, met zo'n 70%; veel meer dan de terugloop in aantal soorten doet vermoeden.
en om een beeld te geven van de terugloop van biodiversiteit in aantallen: de afgelopen 40 jaar zijn in Europa per jaar gemiddeld zo’n 20 miljoen vogels ‘verdwenen’. De terugloop is het sterkst in het agrarisch gebied: bosvogels zijn in die 40 jaar met zo’n 18% teruggelopen, stadsvogels met zo’n 28% en boerenlandvogels met 57%.
(bron o.m.: De Correspondent, 27 juli 2019, gebaseerd op Ron Milo e.a., https://www.pnas.org/content/115/25/6506 en https://www.biojournaal.nl/article/9545402/intensivering-van-de-landbouw-belangrijkste-oorzaak-verdwijnen-van-vogels-in-europa/?utm_medium=email ) Gebruik van chemische, systemische en persistente (niet tot moeilijk afbreekbare) bestrijdingsmiddelen speelt hierin een grote rol. Dat was al duidelijk waar het gaat om de diversiteit en biomassa van de insecten, waar veel vogels van afhankelijk zijn, maar er is ook directe schade aan vogels en andere organismen: https://www.biojournaal.nl/article/9667386/neonicotinoiden-ook-schadelijk-voor-vogels/?utm_medium=email .
natuurinclusieve landbouw
Een relatief nieuwe beweging is natuurinclusieve landbouw: landbouw die systematisch natuurelementen toe- en binnenlaat als 'ecosysteemdiensten' (bij voorbeeld: gras- en bloemenranden om natuurlijke bestrijders van plagen aan te trekken), maar ook oog heeft voor 'begeleidende' en 'omliggende' natuur: als waarde in zich, als bijdrage aan een aantrekkelijke bedrijfsomgeving, en met verdienmogelijkheden in b.v. plattelandstoerisme. Het gaat vaak om bedrijven met een geschiedenis in agrarisch natuurbeheer en de diverse agrarische natuurverenigingen. Veel, maar lang niet alle, natuurinclusief werkende boeren zijn biologisch. Omgekeerd biedt het perspectief van natuurinclusief interessante uitdagingen voor ook veel bio-bedrijven: natuurinclusief werken kan een verdieping van het biologisch concept zijn.