3. Plantaardige productie (teelt)
kern van biologische teelt, samenvatting hoofdstuk 3
Altijd grondgebonden: dit is een belangrijk principe in de biologische teelt. Substraatteelt is dus nooit toegestaan, en ook teelt in b.v. bakken met grond op een harde ondergrond (b.v. op daken van gebouwen) kan niet als biologisch gelden. Hierop zijn een paar uitzonderingen (champignonteelt in bakken, opkweek plantmateriaal). Biologische teelt betekent: denken en handelen vanuit de bodem. Opbouw en behoud van een levende, vruchtbare bodem is de basis.
werken met en sturen op agro-biodiversiteit: biodiversiteit in de bodem en op en rond het perceel sturen en inzetten voor een optimale teelt (gebruik van 'eco-systeemdiensten'). Vanouds is gewasrotatie, ofwel vruchtwisseling, de basis: door steeds een ander gewas op een bepaald stuk land te telen wordt de opbouw van specifieke bodemparasieten en andere plagen voorkomen. Om een voldoende ruime vruchtwisseling mogelijk te maken worden op een biologisch bedrijf meestal meer verschillende gewassen geteeld dan op een gangbaar. Ook de opvolging van gewassen is belangrijk: wat wel of niet als volggewas ? Er wordt volop geëxperimenteerd met gewassen in stroken naast elkaar (strokenteelt) en zelfs verschillende gewassen door elkaar (mengteelt). Groene en bloeiende akkerranden en inzet van natuur-elementen rond de percelen en elders op en rond het bedrijf passen ook in dit plaatje. Steeds gaat het om het evenwicht tussen plaagorganismen en hun natuurlijke vijanden. Ook beïnvloeden bepaalde gewassen elkaar, positief of negatief; daarmee wordt rekening gehouden bij de opvolging en de indeling (wat wel/niet na en naast elkaar ?). Het succes van biologische teelt is voor een groot deel afhankelijk van goed inzetten van agro-biodiversiteit; daarin zit een groot deel van de professionaliteit van de teler.
Onkruidbestrijding preventief of mechanisch: er zijn in de biologische landbouw geen herbiciden (onkruidbestrijdingsmiddelen) toegestaan. Onkruid wordt voorkomen (b.v. door grond af te dekken of te zorgden voor snel sluitend gewas) of anders mechanisch bestreden. Dat betekent wiedeggen, schoffelen en handwieden. Onkruidbestrijding vergt steeds minder handwerk: de mechanische onkruidbestrijding ontwikkelt zich razendsnel. Wiedrobots zijn op afzienbare termijn een normaal verschijnsel op biologische akkers.
Ziekten voorkomen in plaats van bestrijden: vooral door een goede opbouw en beheer van de bodem, gewasrotatie en door te zorgen voor biodiversiteit in en rond het bedrijf. Ecosysteemdiensten zijn het fundament van biologische bedrijfsvoering.
Wel natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen: er zijn wel enige gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar en toegestaan van natuurlijke oorsprong. Het gaat dan vooral om plantenextracten als Pyrethrum. Deze middelen worden alleen curatief gebruikt, als noodingreep als plagen uit de hand lopen. Het gaat altijd om breed-spectrum-middelen, die ook nog aanwezige natuurlijke bestrijders aantasten. Ook daarom worden deze middelen alleen ingezet als het natuurlijk evenwicht is verstoord (= plaag). In een goed werkend biologisch systeem zal dat niet vaak het geval zijn.
Uitgangsmateriaal biologisch: zaad, pootgoed en plantmateriaal zijn in principe van biologische herkomst. Daarop zijn wel uitzonderingen, namelijk als er onvoldoende biologisch uitgangsmateriaal beschikbaar is. Ook dan mag ontsmet zaad nooit worden gebruikt.
Bemesting: opbouw en onderhoud van de bodem staat voorop (zie hoofdstuk 2). In principe wordt alleen mest van dierlijke of plantaardige oorsprong gebruikt. Daarbij gelden de beperkingen op grond van de nitraat- en fosfaatregelgeving die voor alle telers gelden. Uitgangspunt is dat organische meststoffen uit de natuurlijke kringloop moeten komen. Een groot deel van de dierlijke mest, ten minste 70% (ingaande 2020), moet daarom van een biologisch veebedrijf komen. In de biologisch-dynamische landbouw moet mest voor 100% van een bio- of BD-bedrijf komen. Telers maken steeds meer gebruik van stikstofbindende gewassen (leguminosen zoals klaver en bonen) en groenbemesters en van maaimeststoffen. Er is een aantal minerale meststoffen toegelaten; die kunnen worden gebruikt als de grond van nature weinig van deze mineralen bevat. Het gaat dan om een aanvulling op de natuurlijke kringloop (zie verder de Verdieping bij paragraaf 2.2).
Verdieping
Wat biologische teelt is wordt mede bepaald door de geldende regelgeving. De nieuwe EU-verordening (sinds 1 januari 2022) vat in Bijlage II de basisregels zo samen:
Algemene voorschriften
1.1 Biologische gewassen, behalve gewassen die op natuurlijke wijze in water groeien, worden geproduceerd in levende bodem of in levende bodem gemengd of bemest met materialen en producten die zijn toegelaten in de biologische productie, in contact met de ondergrond en het vast gesteente.
1.2 Substraatteelt — een methode om planten die niet op natuurlijke wijze in water groeien te telen met hun wortels hetzij louter in een oplossing van nutriënten, hetzij in een inert medium waaraan een oplossing van nutriënten is toegevoegd — is verboden.
(daar zijn wat uitzonderingen op voor de opkweek van siergewassen en kruiden in potten en voor de opkweek van zaailingen of plantgoed in containers voor verdere uitplanten in de volle grond)
Telers moeten voldoen aan voorwaarden om als biologisch te worden gecertificeerd. Skal verzorgt de certificatie en ziet erop toe dat telers (blijven) werken volgens de voorschriften voor de biologische landbouw (zie verder hoofdstuk 5). De regels die gelden voor de teelt van gewassen worden uitgelegd op de Skal-pagina Teelt van gewassen.
Telers moeten daarnaast voldoen aan de regels die voor alle (ook de gangbare) bedrijven gelden, bij voorbeeld aan de gebruiksnormen voor N en P uit dierlijke mest (zie verder par. 3.1).
Inzicht in bodem-plantrelaties gunstig voor bodemvitaliteit en productkwaliteit, artikel Ekoland, januari 2017
Afspeellijst video's Groen Kennisnet, Op weg naar een natuurinclusieve landbouw
Verdiepings video's: