Dierlijke Bijproducten Verordening
In het kort |
---|
De Verordening dierlijke bijproducten (EU 1069/2009) en uitvoeringsverordening (EU 142/2011) stelt regels voor dierlijke producten die niet worden gebruikt voor menselijke consumptie. Aan hergebruik van deze dierlijke bijproducten zitten risico’s. Deze verordening stelt eisen aan hoe het materiaal gebruikt, verwerkt of verwijderd moet worden. Zo worden de risico's zo veel mogelijk verminderd en wordt veilig hergebruik gewaarborgd. Dierlijke bijproducten verordening |
Doel van de regelgeving |
---|
Aan het hergebruik van dierlijke bijproducten, zoals dode dieren, delen van dieren en producten van dierlijke oorsprong (zoals mest) kleven risico’s met betrekking tot overdracht van ziektes. De Verordening dierlijke bijproducten beschrijft eisen, die veilig hergebruik van dierlijke bijproducten mogelijk maken. Hiermee draagt deze regelgeving bij aan een veilige en circulaire landbouw. |
Waarom hebben we deze regelgeving? |
---|
Dierlijke bijproducten kunnen besmet zijn met bacteriën, virussen of andere micro-organismen die schadelijk zijn voor de mens. Ook kunnen ze dioxines, antibiotica of andere chemische stoffen bevatten die niet in de voedselketen mogen komen. Soms is het risico indirect. Een voorbeeld hiervan is de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Deze kan bij mensen ontstaan door het eten van vlees van met BSE ('gekke koeienziekte') besmette runderen. Runderen kunnen deze ziekte krijgen door het eten van voer waarin diermeel is verwerkt. Daarom is het gebruik van dierlijke eiwitten in diervoeding aan zeer strikte regels gebonden. Door dierlijke bijproducten te verwerken worden de risico's kleiner. Producten gemaakt uit dierlijke bijproducten zijn daardoor vaak wel geschikt als organische meststof of zelfs als diervoeder. Maar er zijn ook dierlijke bijproducten die zo risicovol zijn dat ze moeten worden vernietigd, bijvoorbeeld door verbranding. De verordening en uitvoeringsverordening beschrijven welk risico's een bepaald dierlijk bijproduct heeft en hoe het materiaal gebruikt, verwerkt of verwijderd moet worden. |
Maatregelen die worden voorgeschreven |
---|
Dierlijke bijproducten worden ingedeeld in 3 categorieën. Deze indeling is vastgelegd in de Verordening dierlijke bijproducten en is gebaseerd op het risico voor de volks- en diergezondheid. Categorie 1-materiaal heeft verhoudingsgewijs het hoogste risico, categorie 3-materiaal het laagste. Per categorie zijn er voorschriften over hoe het materiaal moet worden vernietigd of kan worden verwerkt of gebruikt. (Zie 'Bronnen en Interessante links' voor meer informatie.) Een bedrijf dat actief is in de productie, het vervoer, de hantering, de verwerking, de opslag, het in de handel brengen, het gebruik of de verwijdering van dierlijke bijproducten of daarvan afgeleide producten, moet zich aanmelden bij de NVWA. In een aantal gevallen zal de NVWA controles uitvoeren. Dit is het geval als het bedrijf mest naar andere lidstaten (met uitzondering van pluimveemest), of mest vanuit andere lidstaten naar Nederland wil vervoeren. Als het bedrijf of de installatie voldoet aan de eisen die in de verordening met betrekking tot hygiënisatie worden gesteld, dan geeft de NVWA een erkenning. Sommige dierlijke bijproducten worden door verwerking zo veilig dat ze het 'eindpunt in de productieketen' bereiken. Verwerkte mest bereikt dit stadium als deze conform de voorschriften een behandeling heeft ondergaan om pathogenen af te doden. De standaard voorgeschreven methode hiervoor is een warmtebehandeling gedurende ten minste 60 minuten waarbij een temperatuur van ten minste 70 °C wordt bereikt. |
Wat is belangrijk voor Mestverwaarding? |
---|
Dierlijke mest (Dierlijk bijproduct categorie 2) welke conform de eisen van deze verordening is behandeld, en daarmee ‘het eindpunt in de productieketen voor dierlijke bijproducten’ heeft bereikt, kan onder voorwaarden geëxporteerd worden naar andere lidstaten. Ook producenten van organische meststoffen op basis van dierlijke mest dienen aan te tonen dat deze meststoffen veilig zijn en dat het ‘het eindpunt in de productieketen’ heeft bereikt. Dit is ook een voorwaarde indien de producent de meststof met een CE-label en onder de Europese Meststoffenverordening wil verhandelen. De eisen om dit eindpunt in de productieketen te bereiken zijn beschreven in gedelegeerde verordening (EU 2023/1605; zie ‘Bronnen en Interessante links’). |
Bronnen en interessante links |
---|
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten). EUR-Lex - 32009R1069 - NL - EUR-Lex (europa.eu) Integrale wettekst van Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn. EUR-Lex - 32011R0142 - NL - EUR-Lex (europa.eu) Informatie van de NVWA over Dierlijke bijproducten |
Heb je vragen, opmerkingen of aanvullingen? Stuur dan een mail naar info@wikimest.nl.