Bonen

 

  • Pagina:
    Bonenspintmijt - kasspint

    Spintmijten behoren tot de spinachtigen. Binnen de familie van de Tetranychidae is Tetranychus urticae het meest polyfaag (tast zeer veel verschillende gewassen aan). Bonenplanten, o.a. de snijboon, zijn zeer goede waardplanten voor spint.

  • Pagina:
    Bonenvlieg - snijboon

    De Bonevlieg lijkt op de kamervlieg, maar is slechts 3 tot 6 mm lang. De kleur van kop, borst en achterlijf is grijs tot geelachtig. De poten zijn zwart.

  • Pagina:
    Californische trips

    Californische trips komt op veel verschillende plantensoorten voor, waaronder veel groentegewassen. Tripsen zuigen bij voorkeur aan bloemknoppen en groeipunten, maar komen ook voor op de bladeren.

  • Pagina:
    Groene perzikluis en tabaksperzikluis

    De Groene perzikluis is een belangrijke plaag in veel gewassen (zeer polyfaag). Rode luis komt sinds 1994 in Nederland voor en is geïdentificeerd als Tabaksperzikluis. Deze luis is ook zeer polyfaag (heeft een groot aantal waardplanten).

  • Pagina:
    Katoenluis

    De katoenluis is een kleine bladluis met een gedrongen, bijna rond postuur. De kleur varieert van geel tot donkergroen, bijna zwart. Bij voldoende voedsel aanbod (een geschikte waardplant) en niet te hoge temperaturen kunnen de luizen tot 1,8 mm lang worden.

  • Pagina:
    Mineervliegen - snijboon

    Mineervliegen komen in veel planten voor. Vooral de Liriomyza species, zoals Liriomyza bryoniae (Tomatenmineervlieg), Lyriomyza huidobrensis (Nerfmineervlieg) en Lyriomyza trifolii (Floridamineervlieg) zijn zeer polyfaag (hebben veel waardplanten).

  • Pagina:
    Witte vlieg - kaswittevlieg

    Op de bladonderzijde sneeuwwitte, gevleugelde insecten eitjes en larven met honingdauw. Bij aanraking vliegen de volwassen vliegjes op. Door saponttrekking worden de bladeren geel.

  • Pagina:
    Zwarte bonenluis

    De volwassen Zwarte Bonenluis kan 1,5 tot 3,1 mm lang worden afhankelijk van de voedselcondities. Ze zijn mat zwart van kleur. Door een was-achtige afscheiding ontstaan bij oudere exemplaren helderwitte dwarsbanden op het achterlijf.