-
Augustaziek - Olijvenmildmozaiekvirus - OMMV —
Ernstige symptomen bestaan uit dwerggroei van planten met chlorotische en bruin-necrotische strepen op de bladeren, waarbij de bloei zelfs achterwege kan blijven.
-
Bladluis - tulp —
Tijdens de bewaring ontstaan op de bollen rode of bruinachtige vlekken van enkel millimeters doorsnede. Aangetaste bollen worden kleverig door de honingdauw die de bladluizen uitscheiden.
-
Bollenmijt - tulp —
Rhizoglyphus echinopus (harige bollenmijt) en R. robini (roze bollenmijt) veroorzaken gelijksoortige aantastingen van de spruit, namelijk bruin verkleurde putjes en krasjes bij de rand van het eerste loofblad. Bij uitgroei van het blad blijven deze beschadigingen zichtbaar, zonder dat zij ernstige misvormingen veroorzaken.
-
Bruine wortels - tulp —
Uitwendig zijn bij waterbroei de wortels bruin (variërend van lichtbruin tot chocoladebruin). Het water wordt ook lichtbruin.
-
Destructoraaltje - tulp —
Te velde komen aangetaste bollen niet op of ze vormen een zwakke plant met lichtgroen blad en een fletse bloemkleur of voortijdig verwelkende bloemen.
-
Geelpok en helsvuur - tulp —
De opperhuid van de bladeren is aan de boven- en/of onderzijde sterk gescheurd en heeft losgelaten van het daaronder liggende weefsel. Het bladmoes is droog en korrelig en de gescheurde opperhuid krult vaak om.
-
Gommen - ethyleen —
Op de rokken ontstaan blazen van verschillende vorm en grootte, die gevuld zijn met een aanvankelijk heldere, en later bruine, gomachtige substantie.
-
Grauwe schimmel - tulp —
Botrytis cinerea is een zwakteparasiet en komt algemeen voor op beschadigde, verzwakte, vers afgevallen of pas afgemaaide plantendelen. Aantasting vindt plaats bij hoge luchtvochtigheid en al bij tamelijk lage temperatuur.
-
Groene schimmel - bewaarrot - tulp —
Tijdens de bewaring ontstaan onder droge en warme omstandigheden (boven 20°C) op beschadigde buitenste bolrokken aan de binnenzijde daarvan bruine verkleuringen, die geheel of ten dele zijn bedekt met een blauwgroene schimmel- en sporenmassa.
-
Huidziek - tulp —
Bij het rooien zijn aangetaste bollen te herkennen aan een oranjebruine verkleuring van de huid. Op de buitenste rok komen licht- en donkerbruine, grillig gevormde, niet scherp begrensde vlekken voor.
-
Kernrot - tulp —
De eerste microscopisch kleine symptomen bestaan uit beschadigde plekjes aan de meeldraden, die na verloop van tijd tot rotting overgaan (meeldraadnecrose).
-
Knollenmozaiekvirus - Tulp —
Er is een donkere bloembreking met daarin lichte streepjes in de bloemen zichtbaar. De bladeren zijn bleek en vertonen een fijn gestreept mozaïek.
-
Kroonrot —
Sclerotium rolfsii is een schimmelziekte die in veel siergewassen voorkomt zoals Amaryllis, Astilbe, irissen, tulp, lelies en chrysant. Ook veel groentegewassen kunnen worden aangetast.
-
Kwade grond - Tulp —
Zowel bij de broei als te velde komen de planten pleksgewijs niet of gehavend op. Rondom deze plekken zijn soms planten te vinden die in groei achterblijven en vroegtijdig afsterven.
-
Oranjepluis - blad- en stengelvlekkenziekte - tulp —
Op de stengel ontstaan,gewoonlijk op de grens van grond en lucht, onregelmatig gevormde, langwerpige vlekken. Het oppervlak is daar ruw en enigszins ingezonken.
-
Pythium wortelrot - tulp —
Het meest kenmerkende symptoom wordt gevonden in de wortels. Deze worden plaatselijk zacht en glazig en hebben aan weerszijden daarvan een ca. 1 mm brede, bruine zone.
-
Rhizoctonia-ziekte - tulp —
De ziekteverschijnselen zijn afhankelijk van de cultuuromstandigheden en komen vooral pleksgewijs voor.
-
Roetbollen - tulp —
Ernstig zieke bollen zijn verschrompeld en hard. Uitwendig op de bol en tussen de rokken bevindt zich een roetzwarte sporenmassa.
-
Slakkenvraat - tulp —
Slakkenvraat is te herkennen aan ronde gaatjes in het blad en ronde plekken op de ondergrondse stengeldelen en bol.
-
Smeul - tulp —
Omstreeks of kort na de bloei verwelken de planten plotseling, waarbij de bladeren paarsrood worden. De stengel wordt zacht en rot en krijgt een grijsachtige kleur, het eerst op de grens van grond en lucht of in het stengelgedeelte binnen de geplante bol
-
Soppers - tulp —
Bij de broei van tulpen op water komen bollen voor waarvan de wortels verslijmen, waarbij ook vaak de bollen inwendig geheel of rond de opprikgaten verslijmen of zachtrot worden.
-
Stengelaaltje - tulp —
Op de bovengrondse delen ontstaan lichtgele tot witte vlekjes of zwellingen die tot grotere plekken kunnen samensmelten. Dikwijls vertoont de opperhuid daar scheurtjes met witte, rafelige randjes (foto 1 en 2).
-
Tabaksratelvirus - tulp —
De symptomen bestaan uit lichtgroene tot grijze, ruitvormige tot streepvormige vlekken die zich vanuit de bladbasis over het gehele bladoppervlak kunnen ontwikkelen.
-
Tulpengalmijt —
Een aantasting door tulpengalmijt begint op plaatsen waar de bruine huid niet stijf aansluit tegen de buitenste bolrok, bijvoorbeeld onder huidscheuren of bij de opzwellende wortelkrans. De verkleuring treedt op in onregelmatig verlopende patronen.
-
Tulpenmozaiekvirus - TBV —
De symptomen zijn meestal duidelijk zichtbaar voor en tijdens de bloei. De ernst en duidelijkheid van de symptomen is afhankelijk van de gevoeligheid van de cultivars, waarbij elke cultivar zijn eigen karakteristieke symptomen laat zien.
-
Tulpenvirus X - TVX —
Met TVX geïnfecteerde tulpen hebben geelgroen of wit of bruine necrotische strepen op het blad.
-
Voetrot - tulp —
Ernstig aangetaste planten vormen geen of slechts een korte spruit die binnen de bol natrot is. Op de lengtedoorsnede vertoont het onderste deel van de spruit een grijsbruine tot violetachtige kleur.
-
Vuur - tulp —
Al voor opkomst kan op de buitenzijde van de spruit een waterige grijsbruine plek aanwezig zijn die onder vochtige omstandigheden snel groter wordt; de schimmel kan dwars door het eerst blad groeien en zo de onderliggende bladeren aantasten.
-
Wortellesieaaltje - tulp —
Op de wortels van aangetaste planten komen kleine, smalle, langwerpige, gelige tot lichtbruine vlekjes voor (foto). In een later stadium van de ziekte worden de wortels bruin en sterven ze af.
-
Zacht bolrot - tulp —
Draderige grauwe schimmelmassa aan de buitenzijde van de bol met de sporendragers als kleine zwarte bolletjes waarin veel sporen worden gevormd.
-
Zachtrot - tulp —
Grijsblauwe, zachte plekken in de bolrokken die meestal bij de wortelwal beginnen en soms omgeven zijn door een bruine zone. Op de bol groeit een witte schimmelmassa, waarin veel gronddeeltjes vastkleven.
-
Zuur - fusarium —
Een door fusarium geinfecteerde tulpenbol verandert: de cellen gaan kapot en daardoor wordt de bol een stuk lichter van gewicht, de buitenkant wordt harder en de bol krimpt ook een beetje. De bol gaat stinken, verspreidt een zure lucht.
-
Zwart bacterierot - tulp —
Op de bol ontstaan bruinzwarte onregelmatig gevormde vlekken, soms één soms meerdere, die in diameter variëren van 1 tot 3 cm. De vlekken ontstaan vaak rond de bolbodem en de bijbol.
-
Zwartbenigheid - tulp —
De loofbladeren worden na de bloei paarsrood. De planten sterven vroegtijdig af. Het ondergrondse stengeldeel wordt eerst grauw en daarna opvallend dofzwart,het verschrompeld tenslotte.
-
Zwartsnot —
Enige tijd na de bloei worden de bladtoppen slap en ze vergelen; spoedig daarna verwelkt de hele plant. De aantasting treedt vaak pleksgewijs op. Het ondergrondse deel van de loofbladeren is zacht, slijmerig en grijszwart.