Kernrot - tulp

Gewas: Tulp

Wetenschappelijke naam: geen

Groep: Diversen

Kernrot in tulp
Kernrot in tulp

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

De eerste microscopisch kleine symptomen bestaan uit beschadigde plekjes aan de meeldraden, die na verloop van tijd tot rotting overgaan (meeldraadnecrose).

Meestal wordt de gehele bloemknop zwartrot (bloemnecrose), waarbij vooral de bovenkant van het aangrenzende topblad grasgroen is en vaak voorzien van bruine plekjes. Bij de ernstigste vorm van kernrot verteren ook de loofbladeren, te beginnen met het bovenste blad, waarbij zelfs de gehele hoofdspruit verloren kan gaan (spruitnecrose). Er lopen dan nog wel sprietige blaadjes of bloeibare spruiten (stokkenplanten) uit van de klisterbollen. Bollen met kernrot bewortelen meestal goed.

Afhankelijk van de mate waarin de spruit bij het planten is aangetast, worden na opkomst meer of minder ernstige afwijkingen geconstateerd. In geval van meeldraadnecrose groeit de plant normaal uit. Bloemnecrose is herkenbaar aan de zwarte restanten van de bloem op de top van de stengel, waarvan het bovenste lid niet boven het blad uitgroeit. De loofbladeren zijn dan heldergroen en iets glanzend.

Levenswijze

Levenswijze

Kernrot kan gedurende de hele bewaring ontstaan. Hoe verder in de bewaring, hoe meer kernrot er kan zijn. Er is een aantal  risicofactoren voor kernrot bekend:

  • Gevoelige cultivars. Cultivars verschillen enorm in de gevoeligheid voor kernrot, ook wanneer ze op hetzelfde moment zijn gerooid en daarna samen zijn bewaard. Zowel parkiettulpen als andere tulpen kennen cultivars die ongevoelig zijn en cultivars die gevoelig zijn.

  • Blootstelling aan ethyleen aan het begin van de bewaring leidt tot meer kernrot in alle kernrot-gevoelige cultivars. Dit wordt grotendeels verklaard doordat ethyleen de rokruimte vergroot. Ook kunnen er open spruiten ontstaan, daarvan is de bloem in de spruit toegankelijk. Bollen die met ethyleen in aanraking zijn gekomen blijken aantrekkelijker voor mijten.

  • Stromijten. Met name stromijten (Tyrophagus), vergroten de kans op kernrot  vooral wanneer bollen aan het begin van de bewaring zijn blootgesteld aan ethyleen. De rol van bollenmijten is niet uitgesloten. Elke partij blijkt van nature mijten bij zich te dragen: vlak na het rooien heeft een paar procent van de bollen mijten. In de loop van de bewaring groeien de mijtenpopulaties en verspreiden ze zich naar andere bollen.  Stromijten zijn moeilijk te voorkomen. Bollen met stromijten krijgen niet altijd kernrot.

  • Warme bewaring. Een lange en warme bewaring leidt tot meer kernrot.

Er werd altijd vanuit gegaan dat er open spruiten moesten zijn om kernrot te krijgen. Onderzoek heeft aangetoond dat dit niet altijd zo is. Door aanwezigheid van ethyleen ontstaan niet altijd open spruiten. Bovendien kunnen bollen zonder openspruiten tóch kernrot krijgen. Ethyleen leidt tot ruimte tussen de bolrokken, behalve in ethyleen-ongevoelige cultivars. Bollen met ruimte tussen de bolrokken hebben meer kans op mijten en meer kans op kernrot. Het is onduidelijk waardoor de spruit precies wegrot. Mogelijk zijn het micro-organismen, maar mogelijk is het ook een fysiologische reactie van de bol. Daarom is ook niet helemaal uitgesloten dat kernrot kan ontstaan zonder mijten en/of zonder micro-organismen.

Maatregelen

Maatregelen

  • Zorg voor enige luchtcirculatie tussen de bollen en een goede ventilatie van de bewaarruimte. Streef naar een ethyleenconcentratie onder (100 ppb).

  • Bewaar partijen met veel ‘zuur’ extra geventileerd en bij voorkeur gescheiden van gezonde partijen of desnoods uit de bewaarruimte verwijderen.

  • Pas direct na rooien een FreshStart behandeling toe, hiermee vermindert de gevoeligheid van de bollen voor ethyleen.

  • Bewaar bollen van cultivars die makkelijk kernrot krijgen zo snel als de behandeling dat toelaat bij 17°C. Probeer deze partijen vroeg te koelen en te broeien.  Wees vooral alert op partijen met zuur en mijten. Bij lage temperatuur ontwikkelen zowel de mijtenpopulatie als micro-organismen zich langzaam en ontstaat er minder kernrot.

Meer informatie

Meer informatie

  •  

Â