/
13.7: Oplossing voor ongewilde correlaties

13.7: Oplossing voor ongewilde correlaties

Soms zijn twee kenmerken ongewenst met elkaar gecorreleerd. Bijvoorbeeld melkproductie bij koeien (maar ook bij andere diersoorten) is negatief gecorreleerd met vruchtbaarheid. Hoogproductieve melkkoeien hebben het vaak moeilijker met opnieuw drachtig worden. Echter, er zijn ook dieren die een hoge melkproductie combineren met een hoge vruchtbaarheid. Als die worden geselecteerd voor de fokkerij kan de melkproductie toch worden verhoogd zonder de vruchtbaarheid te verminderen. Het feit dat twee kenmerken ongewenst met elkaar gecorreleerd zijn betekent niet automatisch dat ze niet alle twee tegelijk verbeterd kunnen worden in de populatie. Als de correlatie niet gelijk is aan 1 of -1, dan zijn er altijd een paar dieren die het gewenste genotype voor beide kenmerken dragen. Natuurlijk is de genetische vooruitgang voor elk van de kenmerken kleiner dan als hun correlatie de gewenste zou zijn. Omdat sommige van de beste dieren voor één kenmerk niet erg goed zijn in het andere kenmerk worden zij niet geselecteerd. Dus de selectie intensiteit wordt lager.

Zoals we hebben gezien in het hoofdstuk over het rangschikken van dieren kan het selecteren op meerdere kenmerken tegelijk toegepast worden voor de kenmerken die in het fokdoel zitten. In hoofdstuk 2 over het definiëren van het productie systeem en het fokdoel heb je geleerd hoe kenmerken kunnen worden gewogen in een index (in één kengetal). De wegingsfactoren kunnen de economische waarde van het kenmerk zijn: hoeveel winst kan er worden gemaakt als het kenmerk met één eenheid toeneemt? Soms is de economie niet de beste manier om kenmerken onder selectie te wegen en dan is gewenste vooruitgang in elk van de kenmerken een betere optie. Bijvoorbeeld, als er veranderingen in de markt of wetgeving worden verwacht in de toekomst, dan kunnen de wegingsfactoren worden vastgesteld op basis van de snelheid waarmee een kenmerk moet veranderen om aan de nieuwe eisen te voldoen. Ook kan de sociale druk soms groot zijn om het resultaat van een fokprogramma te veranderen. Bijvoorbeeld: vleeskippen moeten minder snel groeien, sommige hondenrassen moeten weer vrij kunnen ademen of kalveren moeten geboren kunnen worden zonder keizersnede. Ook al zou de waarde van de genetische verandering vanuit economisch perspectief klein zijn, de samenleving wil het anders. Naast dat je de consumenten wil dienen, zij zijn immers de markt, is het ook slim om een goede reputatie te behouden. En een goede reputatie is weer heel belangrijk om een groeiend marktaandeel te krijgen.

Dus:

Zelfs als de genetische correlatie tussen kenmerken ongewenste effecten heeft, is selectie op beide kenmerken nog steeds mogelijk. Toch zal de genetische respons van elk kenmerk beïnvloed worden door een lagere selectie intensiteit



Related content

13.6: Interactie tussen genotype en milieu
13.6: Interactie tussen genotype en milieu
More like this
13.6.7: Correlaties en GxE interactie (new)
13.6.7: Correlaties en GxE interactie (new)
More like this
13.5: Praktische zaken die de respons op selectie beïnvloeden
13.5: Praktische zaken die de respons op selectie beïnvloeden
More like this
13.10: Belangrijke punten bij de evaluatie van het fokprogramma
13.10: Belangrijke punten bij de evaluatie van het fokprogramma
More like this
13.1: Hoe meet je genetische vooruitgang?
13.1: Hoe meet je genetische vooruitgang?
More like this
10.1: Selectiecriteria en paringsbeslissingen
10.1: Selectiecriteria en paringsbeslissingen
More like this