/
Hoofdstuk 7: Vererving van enkelvoudige kenmerken

Hoofdstuk 7: Vererving van enkelvoudige kenmerken

Zoals we eerder geleerd hebben, kunnen kenmerken van dieren monogeen zijn (afhankelijk van één gen, ook wel enkelvoudige kenmerken genoemd) of polygeen zijn (afhankelijk van vele genen, ook wel meervoudige kenmerken genoemd). We kunnen dieren op meervoudige kenmerken selecteren op basis van  hun geschatte fokwaardes. Dit is in vorige hoofdstukken uitgelegd. Voorbeelden van enkelvoudige kenmerken zijn: de kleur van dieren, dwerggroei, extreme bespiering, misvormingen of erge gezondheidscomplicaties. De allelen die deze enkelvoudige kenmerken bepalen kunnen dominant, neutraal of recessief zijn. Voor dit soort kenmerken kunnen de allelfrequenties bepaald worden. In dit hoofdstuk zullen eerst de kenmerken van enkelvoudige kenmerken uitgelegd worden, daarna de fokkerij aspecten van enkelvoudige kenmerken met een gewild positief effect en uiteindelijk de manier waarop we kunnen omgaan met ongewilde negatieve effecten (genetische defecten ook wel erfelijke gebreken of aandoeningen genoemd). We geven veel aandacht aan enkelvoudige kenmerken omdat die bepaald worden door dominante/recessieve allelen. Als er dominantie is, kun je het verschil tussen homozygoten en heterozygoten niet zien en daardoor kun je de genetische waarden van alle dieren met de dominante allelen niet correct schatten. Dit is een probleem, zowel in het geval van positieve als van negatieve enkelvoudige kenmerken.

Karakteristieken van enkelvoudige kenmerken

Om het kort te herhalen: de loci van een enkelvoudige kenmerk kunnen identieke allelen bevatten. Het dier is dan homozygoot voor het kenmerk. Hij heeft dan hetzelfde allel van zijn moeder en van zijn vader gekregen. De loci kunnen ook twee verschillende allelen bevatten: het dier is dan heterozygoot voor het kenmerk. Hij heeft dan een allel van zijn vader gekregen en een niet-identiek allel van zijn moeder. Als een dier homozygoot is, betekent dat dat al zijn nakomelingen voor deze locus hetzelfde allel van hem zullen krijgen, heterozygote dieren geven aan 50% van hun nakomelingen het ene allel door, aan de andere 50% het andere. In heterozygote dieren kun je te maken krijgen met neutrale vererving (de waarde voor het kenmerk van de heterozygote dieren ligt tussen de twee waarden van de twee homozygoten) of met dominantie/recessiviteit. Dan kan het heterozygote dier niet worden onderscheiden van de homozygote dieren op basis van zijn fenotype: ze zijn niet verschillend in prestatie.

Related content

Hoofdstuk 6: Genetische diversiteit en inteelt
Hoofdstuk 6: Genetische diversiteit en inteelt
Read with this
Hoofdstuk 14: Behoud van genetische diversiteit (2024)
Hoofdstuk 14: Behoud van genetische diversiteit (2024)
More like this
7.4.5.1 Geslachtsbepaling van eendagskuikens bij witte leghennen (2024)
7.4.5.1 Geslachtsbepaling van eendagskuikens bij witte leghennen (2024)
Read with this
Hoofdstuk 2: De basisprincipes in het fokken van dieren
Hoofdstuk 2: De basisprincipes in het fokken van dieren
More like this
7.9 Gene editing (2024)
7.9 Gene editing (2024)
Read with this
7.8 Strategie om recessieve aandoeningen te elimineren met genetische merkers.
7.8 Strategie om recessieve aandoeningen te elimineren met genetische merkers.
More like this