Vaste planten
-
Aardbeibladaaltje - lelie —
Planten gegroeid uit aangetaste bollen blijven achter in groei. Zij bloeien meestal niet en hebben misvormde loofbladeren. Vooral de topblaadjes kunnen misvormd en verdikt zijn. Deze staan vaak onregelmatig of dicht bijeen op de stengel ingeplant.
-
Aardbeibladaaltje - pioenroos —
In de bladeren wordt de aanwezigheid van bladaaltjes zichtbaar door verbruining van de bladeren, die vaak scherp begrensd wordt door de nerven en door sikkelvormige misvormingen van het blad.
-
Aardrupsen —
Aardrupsen, larven van uilen, zijn grauwe rupsen met vijf paar achterlijfpoten vreten 's nachts aan ondergrondse en bovengrondse plantendelen, vooral de wortelhals.
-
Bladaaltje —
Het chrysantenbladaaltje (Aphelenchoides ritzemabosi) en het aardbeibladaaltje (Aphelenchoides fragariae) zijn in Nederland de belangrijkste soorten (in de vollegrond). Diverse gewassen, waaronder Buddleja, Hydrangea en Lavendula kunnen door één of beide bladaaltjes-soorten worden aangetast.
-
Bladluizen —
De zwarte bonenluis en de groene perzikluis zijn algemeen voorkomende bladluizen op diverse gewassen.
-
Bladvlekkenziekte - lupine —
Vooral op de onderste bladeren talrijke, roestkleurige bladvlekjes, die zich later over een groot deel van het blad uitbreiden. De vlekken hebben vaak een gele rand.
-
Chrysantenbladaaltje —
Aphelenchoides ritzemabosi kwam oorspronkelijk voor in kassen, maar tegenwoordig komt het aaltje ook veelvuldig voor in buitenteelten, zoals allerlei composieten (cultuurgewassen en onkruiden).
-
Dopluis - gewone dopluis —
Licht- tot donkerbruine luizen, Ø 6 mm, bolvormige schilden, vast op de huid. Dopluizen zuigen sap uit de plant. Aangetaste planten groeien minder goed. Ze produceren veel honingdauw waarop zich de roetdauwschimmel ontwikkelt waardoor de bladeren zwart worden.
-
Dradenschimmel —
Rhizoctonia is een algemeen voorkomende bodemschimmel en veroorzaakt vooral schade aan het begin van een teelt.
-
Echte meeldauw - algemeen —
De boven- en onderzijde van het blad is bedekt met een grijswit, afwrijfbaar schimmelpluis, ook stengels en bloemknoppen kunnen worden aangetast. Ook kan er gele verkleuring optreden.
-
Emelten —
Emelten zijn pootloze larven van langpootmuggen. Ze zijn zeer polyfaag (hebben veel voedselplanten). Emelten komen vooral voor op gescheurd grasland.
-
Engerlingen —
Engerlingen zijn de drie tot vijf cm lange larven van meikevers, junikevers en rozenkevers. De meikever larven zijn vuilwit tot lichtgelig van kleur.
-
Grauwe schimmel - Botrytis —
Verkleuringen en afsterving met een pluizig, bruingrijs schimmelpluis op allerlei bovengrondse plantendelen, bladval bij coniferen. Bij aanraking komt een stofwolkje (sporen) vrij.
-
Huisjesslakken —
Huisjeslakken maken rafelige, onregelmatige gaten in planten vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact. Meestal ziet men geskeletteerde bladeren. De slakken kunnen de planten volledig kaal vreten.
-
Komkommermozaiekvirus —
De bekendste symptomen van Komkommermozaïekvirus zijn lichtgroene tot gele kringen, figuren en vlekken op het blad. Rondom lichtgroene verkleuringen kan een donkerbruine smalle rand zichtbaar zijn.
-
Kroongalziekte – Knobbelziekte - Wortelknobbelbacterie —
Aan de basis van de stengel komen wratachtige woekeringen voor, veroorzaakt door de bacterie A. tumefaciens. De knobbels verschillen in grootte, meestal 1 -10 cm doorsnede, maar kunnen ook de grootte van een voetbal bereiken.
-
Kwade grond - Tulp —
Zowel bij de broei als te velde komen de planten pleksgewijs niet of gehavend op. Rondom deze plekken zijn soms planten te vinden die in groei achterblijven en vroegtijdig afsterven.
-
Leliehaantje —
Leliehaantjes zijn helderrode kevers tot 8 mm lengte (foto 1) die de bladeren van lelieplanten vanuit de randen aanvreten. Ook kunnen de bloemknoppen worden beschadigd.
-
Natrotbacterie - bacterieverwelkingsziekte —
Bij een zware aantasting van bacterieverwelkingsziekte is de groei van de planten opvallend geremd. De kleur van de bladeren van zieke planten is meestal donkerder dan normaal.
-
Pissebed —
Pissebedden zijn schaaldieren en verwant aan garnalen en rivierkreeftjes. De soorten die in kassen voor behoren tot de landpissebedden. Ze zijn de enige schaaldieren die zich hebben aan gepast aan een leven op het land de rest leeft in het water.
-
Ritnaalden —
Ritnaalden zijn de tot drie cm lange dunne, harde, geel tot donkergeel gekleurde of koperkleurige larven van de kniptor. Vanwege hun kleur worden deze larven ook wel koperwormen genoemd.
-
Roest - Iris —
Verspreid over de loofbladeren talrijke kleine roestbruine vlekjes waarin het weefsel iets opgezwollen is en waaruit de sporenmassa vrijkomt. Meestal worden oudere bladeren aangetast.
-
Roest - naaldroest - Pinus - Campanula —
De kleine blaasjes op de naalden produceren oranje bekersporen. Veel schade ontstaat als onder een Pinus veel van de wisselwaardplanten staan, met name kruiskruid. Bij Campanula ontstaan aan de onderzijde van het blad oranje-rode sporenhoopjes.
-
Schuimcicade —
Schuimcicaden of spuugbeestjes zijn lange, geelgroene insecten, aan de onderkant van de bladeren, waar kleine witte vlekjes ontstaan. De larven met duidelijk herkenbare ogen bevinden zich in vlokjes schuim.
-
Slawortelboorder —
De slawortelboorder voedt zich met de wortels en ondergrondse stengeldelen van diverse kruidachtige planten en grassen.
-
Stengelaaltje - boomkwekerij —
Stengelaaltjes zijn 1 - 1,2 mm lang en maken een snelle en kronkelende beweging. Ze bezitten een kleine mondstekel en hebben een scherpe staartpunt. Dit aaltje tast het parenchymweefsel aan van de gehele plant, met uitzondering van de wortels.
-
Tabaksratelvirus - o.a. krokus —
Het tabaksratelvirus in planten veroorzaakt vooral pleksgewijs achterblijven in groei. Zieke planten kunnen ook verspreid staan, namelijk als het virus bij het uitplanten al in het materiaal aanwezig was
-
Taxuskever - gegroefde lapsnuitkever —
Zowel de volwassen kevers als de larven veroorzaken schade. Volwassen kevers vreten ronde gaten in de bladeren, beginnen bij de rand. Dit wordt 'hapvreterij' genoemd.
-
Valse meeldauw - algemeen —
De aantasting is te herkennen aan de hoekige, onregelmatige geelgroene tot purperrode bladvlekken. Soms is onder vochtige omstandigheden, aan de onderkant van het blad wat schimmelpluis te zien.
-
Verticillium-verwelkingsziekte —
Bladeren verwelken en takken sterven plotseling af. Lager in de aangetaste takken is een ringvormige olijfgroene, paarsgrijze tot bruine verkleuring zichtbaar in het hout.
-
Virussen - algemeen —
Virussen bestaan niet uit cellen maar uit zeer kleine deeltjes. Ze zijn volledig afhankelijk van hun gastheer. Ze kunen zichzelf niet vermeerderen maar ze laten zich door de cellen van hun gastheer vermeerderen.
-
Wortelknobbelaaltje - algemeen —
Op wortels vormen zich langwerpige knobbelvormige verdikkingen zonder zijwortels en slechte groei, soms met gedeeltelijke rotting van de wortels. Bovengronds lijkt de aantasting op gebrekverschijnselen.
-
Wortellesieaaltje —
Groeiremming en moeheid door afgestorven en sterk vertakte en veel bossige wortels. Op de levende wortels zijn langwerpige verrotte plekjes (lesies) te zien.
-
Zwarte bladvlekkenziekte - Helleborus —
Op de bladeren ontstaan grote, geel tot bruinzwarte vlekken met kenmerkende concentrische zones. Op de stengel kunnen donkergekleurde lesies (langwerpige necrotische plekjes) voorkomen.