-
Aardappelmoeheid —
In het veld herken je zware aantasting van het gewas met aardappelcysteaaltjes aan zogenaamde valplekken. Dit zijn plekken in het gewas, variërend van enkele planten tot enkele tientallen vierkante meters, waar planten in groei achter blijven. Veroorzakers zijn het Geel aardappelcysteaaltje (Globodera rostochiensis) en het Wit aardappelcysteaaltje (Globodera pallida).
-
Aardappelziekte - aardappel —
Phytophthora of aardappelziekte is een ziekte, die in aardappelen enorme schade kan aanrichten. De ziekte, veroorzaakt door de waterschimmel Phytophthora infestans, is in het blad in het groeiseizoen herkenbaar aan de donkere vlekken.
-
Aardvlo - suikerbiet —
Bij droog en schraal weer in het voorjaar net na opkomst van de biet zijn in de kiemlobben en eerste echte blaadjes van aangetaste planten gaatjes met een doorsnede van 1 tot 2 mm zichtbaar.
-
Aarfusarium —
Fusarium is een verzamelnaam voor een aantal schimmelaantastingen, die vooral tijdens de afrijping schade veroorzaken. De bekendste zijn de sneeuwschimmel (Gerlachia nivalis) en de rode kafschimmel ( Fusarium spp).
-
Alternaria - Aardappel —
Alternaria is een schimmelziekte, die herkenbaar is aan kleine ronde of rondhoekige vlekken in het blad. De vlekken zijn donker van kleur, variërend van donkergroen tot zwart en worden vaak begrensd door de nerven in het blad, vandaar de hoekige vormen.
-
Bietenkever —
Het bietenkevertje komt vooral op zwaardere gronden voor. De kevertjes vreten boorgaatjes in de wortel van het kiemende en dus kwetsbare bietenplantje.
-
Bietenmoeheid - geel bietencysteaaltje —
Kenmerkend voor percelen, die aangetast zijn door het gele bietencysteaaltje is de onregelmatige stand van het gewas. Gezonde en zieke planten wisselen elkaar af.
-
Bietenmoeheid - wit bietencysteaaltje —
Bij het witte bietencysteaaltje blijven planten pleksgewijs achter in groei.Vanaf het zesbladstadium kunnen planten wegvallen. Door aantasting van het wortelstelsel vermindert de opname van water.
-
Bladluizen —
De zwarte bonenluis en de groene perzikluis zijn algemeen voorkomende bladluizen op diverse gewassen.
-
Bladrandkever —
Deze snuitkever is 4-5 mm lang, donkerbruin en bedekt met grijze schubjes met op de dekschilden lichtbruine strepen. De kevers komen zeer algemeen voor en kunnen in sommige jaren vrij veel schade doen aan erwten en andere vlinderbloemigen.
-
Bruine roest —
Vooral tarwe en rogge worden door deze roest soort aangetast. In tegenstelling tot gele roest is bruine roest een warmte minnende schimmel. Bruine roest treedt dus vaak nog laat in het groeiseizoen op.
-
Cercospora bladvlekkenziekte —
Cercospora is een schimmelaantasting, die in de tweede helft van het groeiseizoen optreedt. De ziekte is herkenbaar aan de kleine bladvlekken, met een doorsnede van 1 tot 3 mm.
-
Coloradokever —
De volwassen kever is ongeveer 1 cm lang en geelzwart gestreept. De larven worden ook ongeveer 1 cm lang en zijn in een wat ouder stadium oranje rood van kleur met een zwarte kop en drie paar poten.
-
Echte meeldauw - algemeen —
De boven- en onderzijde van het blad is bedekt met een grijswit, afwrijfbaar schimmelpluis, ook stengels en bloemknoppen kunnen worden aangetast. Ook kan er gele verkleuring optreden.
-
Emelten —
Emelten zijn pootloze larven van langpootmuggen. Ze zijn zeer polyfaag (hebben veel voedselplanten). Emelten komen vooral voor op gescheurd grasland.
-
Engerlingen —
Engerlingen zijn de drie tot vijf cm lange larven van meikevers, junikevers en rozenkevers. De meikever larven zijn vuilwit tot lichtgelig van kleur.
-
Gele roest —
Streeproest (syn. Gele roest) kan op verschillende graangewassen en grassen voor komen. Van de graangewassen is vooral tarwe gevoelig. Streeproest is te herkennen aan de gele sporenhoopjes, die in lengterijen op het blad liggen.
-
Grauwe schimmel - Botrytis —
Verkleuringen en afsterving met een pluizig, bruingrijs schimmelpluis op allerlei bovengrondse plantendelen, bladval bij coniferen. Bij aanraking komt een stofwolkje (sporen) vrij.
-
Groene appelwants —
Groene appelwants is in heel Europa een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. In de zomer komen ze regelmatig voor in gewassen die onder glas worden geteeld zowel in vruchtgroenten als bloemen
-
Kroonroest —
Kroonroest tast voornamelijk Engels raaigras aan. Het treedt in de tweede helft van het groeiseizoen op, als de grasgroei vermindert en het gras langer dauwnat is.
-
Lakschurft —
Rhizoctonia komt op de knol voor in de vorm van zwarte vlekjes. Deze vlekjes bestaan uit propjes droog schimmelpluis of mycelium en worden (pseudo)sclerotiën genoemd.
-
Mineervlieg - bladgewassen —
Mineervliegen komen in veel planten voor. Vooral de Liriomyza species zijn zeer polyfaag (hebben veel waardplanten).
-
Naaktslakken —
Er zijn verschillende naaktslakken. Slakkenvraat is herkenbaar aan de rafelige, onregelmatige gaten in het blad vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact.
-
Rattenkeutelziekte - peen —
De wortelen zijn overgroeid met een wit schimmelpluis met daarin grote, zwarte sclerotiën. De aangetaste wortelen gaan later geheel tot rotting over.
-
Rhizoctonia - biet —
Rhizoctonia in bieten geeft afstervende planten. Het afsterven begint bij de buitenste bladeren. In een later stadium worden de wortels van de bieten aangetast.
-
Rhizomanie —
Bietenrhizomanie is te herkennen aan de volgende verschijnselen: bleek gele verkleuring van de bladeren, aanvankelijk pleksgewijs in het perceel maar soms bij een zware besmetting egaal over het hele perceel verdeeld.
-
Ritnaalden —
Ritnaalden zijn de tot drie cm lange dunne, harde, geel tot donkergeel gekleurde of koperkleurige larven van de kniptor. Vanwege hun kleur worden deze larven ook wel koperwormen genoemd.
-
Sclerotienrot of rattenkeutelziekte - aardappel —
Sclerotinia is een schimmelziekte met een grote waardplantenreeks.Onder andere erwten en bonen, wortelen, witlof, koolzaad en aardappelen kunnen door deze schimmelziekte aangetast worden.
-
Trips —
Kleine, slanke insecten zuigen in groeipunten, hierdoor misvorming en groeiremming. We vinden ze op de bladonderzijde, op jonge scheuten en in bloemknoppen.
-
Uienvlieg —
De uienvlieg is 7-8 mm lang en lichtgrijs van kleur met een iets geelachtige tint. In rustende toestand liggen de vleugels van de vlieg nagenoeg evenwijdig over elkaar.
-
Valse meeldauw - algemeen —
De aantasting is te herkennen aan de hoekige, onregelmatige geelgroene tot purperrode bladvlekken. Soms is onder vochtige omstandigheden, aan de onderkant van het blad wat schimmelpluis te zien.
-
Verticillium-verwelkingsziekte —
Bladeren verwelken en takken sterven plotseling af. Lager in de aangetaste takken is een ringvormige olijfgroene, paarsgrijze tot bruine verkleuring zichtbaar in het hout.
-
Wortelknobbelaaltje - algemeen —
Op wortels vormen zich langwerpige knobbelvormige verdikkingen zonder zijwortels en slechte groei, soms met gedeeltelijke rotting van de wortels. Bovengronds lijkt de aantasting op gebrekverschijnselen.