Zelfstudie
Met het programma MBOsortiment kun je zelf studeren. Als je het programma opent, zie je een lijst met lessen. Elke les bestaat uit een groep planten die horen bij het onderwerp zoals genoemd in de titel van de les. In de les zijn verschillende oefeningen beschikbaar. Meer informatie vind je in de handleiding.
-
Aardappelmoeheid —
In het veld herken je zware aantasting van het gewas met aardappelcysteaaltjes aan zogenaamde valplekken. Dit zijn plekken in het gewas, variërend van enkele planten tot enkele tientallen vierkante meters, waar planten in groei achter blijven. Veroorzakers zijn het Geel aardappelcysteaaltje (Globodera rostochiensis) en het Wit aardappelcysteaaltje (Globodera pallida).
-
Alternaria, loofverbruining - peen —
Op bladschijf en bladsteel ontstaan grijszwarte langwerpige vlekjes, soms met geel centrum of gele rand. Na enige tijd worden eerst de punten van de bladeren zwart, daarna soms het gehele blad.
-
Aspergekever —
De volwassen rode asperge kever is ongeveer 6 mm groot en rood met zwarte stippen. De larven zijn bruin geel van kleur en hebben zoals alle keverlarven, duidelijk zichtbare pootjes. Larven schaven van de stengels en vreten van het loof.
-
Bladluizen —
De zwarte bonenluis en de groene perzikluis zijn algemeen voorkomende bladluizen op diverse gewassen.
-
Bladrandkever —
Deze snuitkever is 4-5 mm lang, donkerbruin en bedekt met grijze schubjes met op de dekschilden lichtbruine strepen. De kevers komen zeer algemeen voor en kunnen in sommige jaren vrij veel schade doen aan erwten en andere vlinderbloemigen.
-
Bonenvlieg - snijboon —
De Bonevlieg lijkt op de kamervlieg, maar is slechts 3 tot 6 mm lang. De kleur van kop, borst en achterlijf is grijs tot geelachtig. De poten zijn zwart.
-
Bruine roest —
Vooral tarwe en rogge worden door deze roest soort aangetast. In tegenstelling tot gele roest is bruine roest een warmte minnende schimmel. Bruine roest treedt dus vaak nog laat in het groeiseizoen op.
-
Cavity spot —
Cavity spot is een belangrijk kwaliteitsprobleem in peen. De naam Cavity spot werd voor het eerst toegekend aan een schadebeeld zoals dat in 1962 in de Verenigde Staten werd aangetroffen.
-
Echte meeldauw - algemeen —
De boven- en onderzijde van het blad is bedekt met een grijswit, afwrijfbaar schimmelpluis, ook stengels en bloemknoppen kunnen worden aangetast. Ook kan er gele verkleuring optreden.
-
Emelten —
Emelten zijn pootloze larven van langpootmuggen. Ze zijn zeer polyfaag (hebben veel voedselplanten). Emelten komen vooral voor op gescheurd grasland.
-
Engerlingen —
Engerlingen zijn de drie tot vijf cm lange larven van meikevers, junikevers en rozenkevers. De meikever larven zijn vuilwit tot lichtgelig van kleur.
-
Gele roest —
Streeproest (syn. Gele roest) kan op verschillende graangewassen en grassen voor komen. Van de graangewassen is vooral tarwe gevoelig. Streeproest is te herkennen aan de gele sporenhoopjes, die in lengterijen op het blad liggen.
-
Grauwe schimmel - Botrytis —
Verkleuringen en afsterving met een pluizig, bruingrijs schimmelpluis op allerlei bovengrondse plantendelen, bladval bij coniferen. Bij aanraking komt een stofwolkje (sporen) vrij.
-
Groene appelwants —
Groene appelwants is in heel Europa een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. In de zomer komen ze regelmatig voor in gewassen die onder glas worden geteeld zowel in vruchtgroenten als bloemen
-
Klein Koolwitje —
Het klein koolwitje verschijnt in mei. Het wijfje legt slechts één ei per plant. De kleur en de vorm van de eitjes zijn gelijk aan die van het grote koolwitje. De rupsen zijn gelig van kleur, later worden ze groen en in het volwassen stadium zijn ze fluwelig groen met drie smalle gele rugstrepen.
-
Koolvlieg —
De koolvlieg lijkt op de huisvlieg, maar is slechts half zo groot. Hij kan vooral in het voorjaar ernstige schade geven in de teelt van paksoi.
-
Kroonroest —
Kroonroest tast voornamelijk Engels raaigras aan. Het treedt in de tweede helft van het groeiseizoen op, als de grasgroei vermindert en het gras langer dauwnat is.
-
Mineervlieg - bladgewassen —
Mineervliegen komen in veel planten voor. Vooral de Liriomyza species zijn zeer polyfaag (hebben veel waardplanten).
-
Naaktslakken —
Er zijn verschillende naaktslakken. Slakkenvraat is herkenbaar aan de rafelige, onregelmatige gaten in het blad vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact.
-
Noordelijk wortelknobbelaaltje - algemeen —
Het aaltje veroorzaakt in het veld groeiremming, die meestal plaatselijk zichtbaar is. Aangetaste planten hebben worteltjes met kenmerkende knobbeltjes.
-
Papiervlekkenziekte -prei —
Aanvankelijk onregelmatige waterige grijsachtige vlekken die vervolgens kunnen opdrogen tot witte vlekken die papierachtig aanvoelen.
-
Papiervlekkenziekte ui —
Phytophthora porri veroorzaakt kleine, lichtgekleurde vlekken op het blad van ui. Onder invloed van vocht en lage temperaturen (<15oC) nemen de vlekken snel in omvang toe.
-
Preimot —
Dit nachtvlindertje komt vooral voor in de gebieden waar veel prei wordt geteeld. Overdag houden de preimotjes zich schuil en kan men ze in het preiveld, zittend tegen de onderzijde van het blad, dicht bij de grond aantreffen.
-
Rattenkeutelziekte - peen —
De wortelen zijn overgroeid met een wit schimmelpluis met daarin grote, zwarte sclerotiën. De aangetaste wortelen gaan later geheel tot rotting over.
-
Ringvlekkenziekte —
De aantasting begint op de oudere bladeren, want de schimmel kan alleen nagenoeg volgroeide bladeren infecteren.
-
Sclerotienrot of rattenkeutelziekte - aardappel —
Sclerotinia is een schimmelziekte met een grote waardplantenreeks.Onder andere erwten en bonen, wortelen, witlof, koolzaad en aardappelen kunnen door deze schimmelziekte aangetast worden.
-
Stemphylium —
Op de stengels bevinden zich kleine ovale scherp afgegrensde bruine vlekjes van 2-6 mm lang. De kern van het vlekje is vaak iets lichter bruin. De eerste aantasting is meestal dicht bij de grond.
-
Stengelbasisrot —
Stengelbasisrot wordt veroorzaakt door de schimmel Phytophthora cactorum. De schimmel dringt de plant binnen op het moment dat er wonden zijn. Dit kan bijvoorbeeld zijn op het moment van planten, bij hagel of bij ontranken.
-
Trips —
Kleine, slanke insecten zuigen in groeipunten, hierdoor misvorming en groeiremming. We vinden ze op de bladonderzijde, op jonge scheuten en in bloemknoppen.
-
Uienvlieg —
De uienvlieg is 7-8 mm lang en lichtgrijs van kleur met een iets geelachtige tint. In rustende toestand liggen de vleugels van de vlieg nagenoeg evenwijdig over elkaar.
-
Valse meeldauw - algemeen —
De aantasting is te herkennen aan de hoekige, onregelmatige geelgroene tot purperrode bladvlekken. Soms is onder vochtige omstandigheden, aan de onderkant van het blad wat schimmelpluis te zien.
-
Verticillium-verwelkingsziekte —
Bladeren verwelken en takken sterven plotseling af. Lager in de aangetaste takken is een ringvormige olijfgroene, paarsgrijze tot bruine verkleuring zichtbaar in het hout.
-
Wortelknobbelaaltje - algemeen —
Op wortels vormen zich langwerpige knobbelvormige verdikkingen zonder zijwortels en slechte groei, soms met gedeeltelijke rotting van de wortels. Bovengronds lijkt de aantasting op gebrekverschijnselen.