Peen
De grootste plagen in de Nederlandse peenteelt zijn de wortelvlieg (Psila rosae) en de wortelmineervlieg (Napomyza carotae). De larven van deze vliegen vreten gangen in bladstengel en en de peen zelf. Hierboven is al genoemd dat door de hogere temperaturen insecten zich waarschijnlijk eerder en vaker in het seizoen voortplanten en de winter beter overleven, waardoor het aantal vermoedelijk zal toenemen. Een studie van Coakley, Scherm & Chakraborty (1999) laat zien dat de wortel bij een verhoogde CO2 concentratie meer koolstof opslaat, waardoor deze wellicht minder gevoelig is voor bodemziekten. Daarentegen neemt de kans op bladziekten door natte omstandigheden en hogere temperaturen juist weer toe. Voorbeelden van bladziekten zijn loofverbruining (Alternaria dauci) (waardoor het peenloof in korte tijd kan afsterven), zwarte vlekken (Alternaria radicina en Mycocentrospora acerina) en Cavity spot (veroorzaakt door Pythium violae) [7].
Peen kan ook last hebben van Meeldauw en schurft, waarvan wie eerder al hadden gezien dat deze bij warme droge periodes kan toenemen. Verder kan er bij droge zomers op klei- en zavelgronden de peenruggen scheuren waardoor slawortelluis makkelijker bij de peenwortels kan komen, hierdoor stagneert de groei.
De piekbuien die zomers bij hogere temperaturen waarschijnlijk meer voorkomen verhogen het risico op violet wortelrot. De kans hierop neemt toe wanneer er sprake is van een laag zuurstofgehalte in het bewortelde deel van de bodem en verdichte lagen [1] [2].