Lieveheersbeestjes
Prooi: bladluizen, schilluizen, spint en meeldauw
Wetenschappelijke naam: Coccininellidae
Groep: Natuurlijke vijanden
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Herkenning |
---|
De meeste soorten lieveheersbeestjes hebben een felgekleurd en gestippeld dekschild. De soorten zijn niet gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. Naast de kleur van het dekschild is ook het aantal en de vorm en de stippen of vlekken bepalend voor de soort, maar helaas zijn er soorten die zeer variabel zijn in deze kenmerken. De namen van de soorten hebben vaak betrekking op het aantal stippen. Vaak wordt als aanduiding de wetenschappelijke naam met een verkorte schijfwijze gebruikt (bv Coccinella 7-punctata). Het ei is glad, goudgeel of oranje, cilindrisch en ongeveer 2 mm lang. Ze staan in groepjes van 12-24 dicht tegen elkaar aan. In een koolgewas kunnen de glanzende eieren worden verward met die van het grote koolwitje; de eieren van deze laatste zijn echter geribd. De soorten die van schildluizen leven leggen hun eieren onder de schildjes van hun prooidieren. De larve is langwerpig en heeft korte, stijve pootjes. De rug kan afhankelijk van de soort, met wratten of met lange uitsteeksels bezet zijn. De larven hebben vier ontwikkelingsstadia. Ze zijn licht- of donkergrijs en hebben vaak ook stippen. De poppen zitten niet in een cocon maar zijn met de punt van het achterlijf aan de ondergrond vastgekleefd. Ze zijn gewoonlijk geelrood. De poppen van de schildluisetende soorten zijn zwart en grotendeels omgeven door de laatste larvale huid. De kevers krijgen nadat ze uit de pop te voorschijn zijn gekomen pas na 2-3 dagen hun definitieve kleur. De meeste soorten lieveheersbeestjes leven van bladluizen. Enkele algemene en belangrijke soorten zijn:
|
Levenswijze |
---|
De volwassen kevers overwinteren onder het bladerdek, achter schors van bomen, in dichte bundels gras of in huizen. In de lente worden de eieren op takken of bladeren gelegd, vaak in de buurt van bladluiskolonies. De eiafzetting vindt vanaf begin mei tot eind juli plaats. Elk wijfje legt ongeveer 800 eieren. Afhankelijk van het voedselaanbod en het weer duurt de totale ontwikkeling een tot drie maanden. Adalia bipunctata heeft jaarlijks slechts één generatie, de meeste andere soorten hebben er in Midden-Europa twee en in Zuid-Europa drie of vier. De larven en de kevers zijn zeer vraatzuchtig. Het bekendste Zevenstippelig lieveheersbeestje eet per dag gemiddeld 150 bladluizen, de veel kleinere soort Tweestippelig lieveheersbeestje ongeveer 60. Als de levensduur van de vrouwtjes wordt meegerekend kan één lieveheersbeestje 4000 bladluizen opeten. De larve van het Zevenstippelig lieveheersbeestje consumeert tijdens zijn ontwikkeling al 800 bladluizen. Andere soorten eten vergelijkbare hoeveelheden. |
Maatregelen |
---|
Het is niet verwonderlijk dat lieveheersbeestjes samen met andere bladluiseters in de meeste jaren massale vermeerdering van bladluizen kunnen voorkomen of tot staan kunnen brengen. In sommige jaren vindt er een sterke vermeerdering van bladluizen plaats. Dit wordt vaak veroorzaakt door ongunstige weer (m.n. temperatuur) voor natuurlijke vijanden of door een geringe beginpopulatie van bladluizen, waardoor de natuurlijke vijanden weinig voedsel vinden. De bladluispopulatie kan zich ook door een te rijke stikstofbemesting sterk uitbreiden. Wanneer dan met een bladluismiddel wordt gespoten komen de nuttige dieren zo zeer in de minderheid dat de overblijvende bladluizen zich gemakkelijk en massaal kunnen vermeerderen. Mieren kunnen ook voor verstoring zorgen. Zij voeden zich met honingdauw geproduceerd door de bladluizen. Daardoor verzorgen zij eigenlijk de bladluizen en verjagen vrijwel alle bladluisvijanden. Het is belangrijk om zo min mogelijk breedwerkende gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Op milieu-effectkaarten en www.milieumeetlat.nl is te zien welke selectieve middelen min of meer veilig zijn voor natuurlijke vijanden. Van de 70 inheemse soorten lieveheersbeestjes leven er bijna 50 van bladluizen, 14 van schildluizen en de overige van spint en meeldauw Er zijn ook drie soorten die plantaardig materiaal eten, maar deze soorten zijn vrij zeldzaam. |
Meer informatie |
---|