Gaasvlieg
Prooi: De larven jagen op: bladluizen, cicaden, trips, mijten keverlarven en jonge rupsen
Wetenschappelijke naam: Chrysopa carnea
Groep: Natuurlijke vijanden
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Herkenning |
---|
De volwassen dieren van de groene gaasvlieg, of goudoogje, hebben een vleugelspanwijdte tot 3 cm. Er zijn groene, bruine en beige soorten; overwinterende exemplaren zijn ze vaak bleker van kleur. Kenmerkend zijn de twee paar tere vleugels die als een dakje over het lijf liggen. Die vleugels hebben een zeer fijn netwerk van adertjes en lijken op gaas, vandaar de naam van deze groep. De eieren worden één voor één, meestal in groepjes op bladeren of op schors afgezet. Elk eitje staat op een dun steeltje van ongeveer 10 mm. De larven zijn langwerpig met poten en grote kaken. |
Levenswijze |
---|
Deze soort heeft jaarlijks twee tot drie generaties. In twee maanden tijd kunnen onder gunstige omstandigheden wel 1000 eitjes worden afgezet. De larvale periode duurt afhankelijk van de temperatuur 2 tot 3 weken. In die periode kan één larve in 3 weken 500 bladluizen opeten. Deze soort is daarom een belangrijke bladluisvijand. Ze eten soms ook jonge rupsen. De pop is een kogelrond balletje van gesponnen zijde en ongeveer 4-5 mm in doorsnede. De volwassen gaasvliegen leven van nectar, honingdauw en pollen. Gaasvliegen overwinteren in het volwassen stadium. In de herfst komen ze vaak op licht af en vinden we ze op verlichte ramen of rond buitenlampen. |
Maatregelen |
---|
Van de ruim 50 inheemse soorten is vooral de Groene Gaasvlieg Chrysopa carnea (synoniem C. vulgaris) als natuurlijke vijand van belang. De volwassen gaasvliegen overwinteren tussen dor blad, in struikgewas, enz. Speciale gaasvliegkastjes die met stro worden gevuld helpen bij de overwintering. Verder kunnen deze soorten worden gestimuleerd door bosjes, hagen en andere overhoekjes te laten staan waar de soort kan schuilen en overwinteren. Dat kan ook met een afwisselende erfbeplanting of door bijvoorbeeld jaarlijks gedeelten van slootkanten niet te maaien. Akkerranden met bloeiende kruiden zorgen voor stuifmeel die de volwassen gaasvliegen nodig hebben. Ook vinden ze daar allerlei niet-schadelijke insecten die als prooi dienen. Zo kunnen gaasvliegen in de lente in de akkerrand alvast grote aantallen opbouwen vóór de plagen in het gewas arriveren. Trekken ze daarna het gewas in, dan kunnen zij opruiming houden onder plagen zoals bladluizen en rupsen. Het is belangrijk om zo min mogelijk breedwerkende gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Op milieu-effectkaarten en www.milieumeetlat.nl is te zien welke selectieve middelen veilig zijn voor natuurlijke vijanden. |
Meer informatie |
---|