Examenlijst ziekten en plagen veehouderij
Zelfstudie
Met het programma MBOsortiment kun je zelf studeren. Als je het programma opent, zie je een lijst met lessen. Elke les bestaat uit een groep planten die horen bij het onderwerp zoals genoemd in de titel van de les. In de les zijn verschillende oefeningen beschikbaar. Meer informatie vind je in de handleiding.
-
Aardappelmoeheid —
In het veld herken je zware aantasting van het gewas met aardappelcysteaaltjes aan zogenaamde valplekken. Dit zijn plekken in het gewas, variërend van enkele planten tot enkele tientallen vierkante meters, waar planten in groei achter blijven. Veroorzakers zijn het Geel aardappelcysteaaltje (Globodera rostochiensis) en het Wit aardappelcysteaaltje (Globodera pallida).
-
Bladluizen —
De zwarte bonenluis en de groene perzikluis zijn algemeen voorkomende bladluizen op diverse gewassen.
-
Bladvlekkenziekte - maïs —
Van de schimmel zijn drie verschillende stammen te onderscheiden, die verschillende symptomen laten zien. Heminthosporium turcicum is de meest voorkomende veroorzaker van bladvlekkenziekte in maïs.
-
Bruine roest —
Vooral tarwe en rogge worden door deze roest soort aangetast. In tegenstelling tot gele roest is bruine roest een warmte minnende schimmel. Bruine roest treedt dus vaak nog laat in het groeiseizoen op.
-
Builenbrand - mais —
Builen op stengel en kolf, omgeven door een zilverkleurig vlies. In de builen zwarte sporen die, als ze rijp zijn en op de grond vallen tenminste vier jaar kiemkrachtig kunnen blijven.
-
Echte meeldauw - algemeen —
De boven- en onderzijde van het blad is bedekt met een grijswit, afwrijfbaar schimmelpluis, ook stengels en bloemknoppen kunnen worden aangetast. Ook kan er gele verkleuring optreden.
-
Emelten —
Emelten zijn pootloze larven van langpootmuggen. Ze zijn zeer polyfaag (hebben veel voedselplanten). Emelten komen vooral voor op gescheurd grasland.
-
Engerlingen —
Engerlingen zijn de drie tot vijf cm lange larven van meikevers, junikevers en rozenkevers. De meikever larven zijn vuilwit tot lichtgelig van kleur.
-
Fritvlieg —
Er ontstaan gaten in het blad. Het blad is misvormd en groeit krom. Jonge bladeren blijven vaak steken in de gaten van oudere bladeren en scheuren zich tijdens de groei los. Deze beschadigingen kunnen later leiden tot builenbrandaantasting.
-
Gele roest —
Streeproest (syn. Gele roest) kan op verschillende graangewassen en grassen voor komen. Van de graangewassen is vooral tarwe gevoelig. Streeproest is te herkennen aan de gele sporenhoopjes, die in lengterijen op het blad liggen.
-
Grauwe schimmel - Botrytis —
Verkleuringen en afsterving met een pluizig, bruingrijs schimmelpluis op allerlei bovengrondse plantendelen, bladval bij coniferen. Bij aanraking komt een stofwolkje (sporen) vrij.
-
Groene appelwants —
Groene appelwants is in heel Europa een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. In de zomer komen ze regelmatig voor in gewassen die onder glas worden geteeld zowel in vruchtgroenten als bloemen
-
Kroonroest —
Kroonroest tast voornamelijk Engels raaigras aan. Het treedt in de tweede helft van het groeiseizoen op, als de grasgroei vermindert en het gras langer dauwnat is.
-
Kuilschimmels —
Kuilschimmels kunnen de smakelijkheid en kwaliteit van kuilvoer negatief beinvloeden. Er zijn drie soorten schimmels die de kuil kunnen aantasten.
-
Maiskopbrand —
Maisplanten die door Sphacelotheca reiliana zijn aangetast vormen geen kolven, maar op de plaats van de kolven worden vruchtlichamen gevormd van de schimmel.
-
Maisstengelboorder —
De vlinder van de maisstengelboorder is een nachtvlinder van twee tot drie centimeter groot. Het is niet het volwassen insect, maar de rups van de vlinder, die schade veroorzaakt in mais.
-
Mineervlieg - bladgewassen —
Mineervliegen komen in veel planten voor. Vooral de Liriomyza species zijn zeer polyfaag (hebben veel waardplanten).
-
Mol —
Het meest opmerkelijk zijn de krachtige voorpoten, die naar buiten gedraaid staan en verbreed zijn met een extra vinger. Het lichaam is vrijwel geheel cilindervormig. De snuit is lang en kegelvormig.
-
Naaktslakken —
Er zijn verschillende naaktslakken. Slakkenvraat is herkenbaar aan de rafelige, onregelmatige gaten in het blad vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact.
-
Rattenkeutelziekte - peen —
De wortelen zijn overgroeid met een wit schimmelpluis met daarin grote, zwarte sclerotiën. De aangetaste wortelen gaan later geheel tot rotting over.
-
Ritnaalden —
Ritnaalden zijn de tot drie cm lange dunne, harde, geel tot donkergeel gekleurde of koperkleurige larven van de kniptor. Vanwege hun kleur worden deze larven ook wel koperwormen genoemd.
-
Rouwvlieg —
Rouwvliegen zijn geen echte vliegen maar behoren tot de muggen. De meest bekende vertegenwoordigers zijn de maartse vlieg en de gewone rouwvlieg.
-
Rozenkever - Johanneskever —
De rozenkever is 8 tot 12 mm lang, roodbruin van kleur met een metaalkleurig groen halsschild. De rozenkever behoort net als de meikever tot de familie van de bladsprietkevers.
-
Sclerotienrot of rattenkeutelziekte - aardappel —
Sclerotinia is een schimmelziekte met een grote waardplantenreeks.Onder andere erwten en bonen, wortelen, witlof, koolzaad en aardappelen kunnen door deze schimmelziekte aangetast worden.
-
Stengelrot of kolfsteelrot - mais —
Zachte stengelvoeten, merg in de stengel verrot of verdwijnt, kolven hangen naar beneden, stengels knikken en vallen in verschillende richtingen om. Aantasting vooral in afrijpend gewas.
-
Trips —
Kleine, slanke insecten zuigen in groeipunten, hierdoor misvorming en groeiremming. We vinden ze op de bladonderzijde, op jonge scheuten en in bloemknoppen.
-
Valse meeldauw - algemeen —
De aantasting is te herkennen aan de hoekige, onregelmatige geelgroene tot purperrode bladvlekken. Soms is onder vochtige omstandigheden, aan de onderkant van het blad wat schimmelpluis te zien.
-
Verticillium-verwelkingsziekte —
Bladeren verwelken en takken sterven plotseling af. Lager in de aangetaste takken is een ringvormige olijfgroene, paarsgrijze tot bruine verkleuring zichtbaar in het hout.
-
Wortelknobbelaaltje - algemeen —
Op wortels vormen zich langwerpige knobbelvormige verdikkingen zonder zijwortels en slechte groei, soms met gedeeltelijke rotting van de wortels. Bovengronds lijkt de aantasting op gebrekverschijnselen.