Examenlijst ziekten en plagen groene ruimte
Zelfstudie
Met het programma MBOsortiment kun je zelf studeren. Als je het programma opent, zie je een lijst met lessen. Elke les bestaat uit een groep planten die horen bij het onderwerp zoals genoemd in de titel van de les. In de les zijn verschillende oefeningen beschikbaar. Meer informatie vind je in de handleiding.
-
Aardappelmoeheid —
In het veld herken je zware aantasting van het gewas met aardappelcysteaaltjes aan zogenaamde valplekken. Dit zijn plekken in het gewas, variërend van enkele planten tot enkele tientallen vierkante meters, waar planten in groei achter blijven. Veroorzakers zijn het Geel aardappelcysteaaltje (Globodera rostochiensis) en het Wit aardappelcysteaaltje (Globodera pallida).
-
Bacterievuur —
Snelle verwelking en verdroging van jonge scheuten en bloesems, vaak met een 'vaantje' aan de gekromde top. Vervolgens afsterving van takken en vuilwitte druppeltjes bacterieslijm op de bladstelen en scheuten.
-
Bladluizen —
De zwarte bonenluis en de groene perzikluis zijn algemeen voorkomende bladluizen op diverse gewassen.
-
Bruine roest —
Vooral tarwe en rogge worden door deze roest soort aangetast. In tegenstelling tot gele roest is bruine roest een warmte minnende schimmel. Bruine roest treedt dus vaak nog laat in het groeiseizoen op.
-
Buxustaksterfte —
De ziekte is in een vroeg aantastingsstadium te herkennen aan zwarte plekjes op jonge blaadjes. Later ontstaat om de aantastingsplekjes een lichtere ring, (geel of licht bruin van kleur).
-
Dopluis - gewone dopluis —
Licht- tot donkerbruine luizen, Ø 6 mm, bolvormige schilden, vast op de huid. Dopluizen zuigen sap uit de plant. Aangetaste planten groeien minder goed. Ze produceren veel honingdauw waarop zich de roetdauwschimmel ontwikkelt waardoor de bladeren zwart worden.
-
Echte meeldauw - algemeen —
De boven- en onderzijde van het blad is bedekt met een grijswit, afwrijfbaar schimmelpluis, ook stengels en bloemknoppen kunnen worden aangetast. Ook kan er gele verkleuring optreden.
-
Eikenprocessierups —
De blauwachtige zwarte rupsen vreten eerst aan uitlopende knoppen, vervolgens aan de bladeren van een tak en tenslotte de gehele boom. Ze kunnen de gehele boom kaalvreten. De rupsen hebben op ieder segment twee oranje wratjes.
-
Emelten —
Emelten zijn pootloze larven van langpootmuggen. Ze zijn zeer polyfaag (hebben veel voedselplanten). Emelten komen vooral voor op gescheurd grasland.
-
Engerlingen —
Engerlingen zijn de drie tot vijf cm lange larven van meikevers, junikevers en rozenkevers. De meikever larven zijn vuilwit tot lichtgelig van kleur.
-
Gele roest —
Streeproest (syn. Gele roest) kan op verschillende graangewassen en grassen voor komen. Van de graangewassen is vooral tarwe gevoelig. Streeproest is te herkennen aan de gele sporenhoopjes, die in lengterijen op het blad liggen.
-
Grauwe schimmel - Botrytis —
Verkleuringen en afsterving met een pluizig, bruingrijs schimmelpluis op allerlei bovengrondse plantendelen, bladval bij coniferen. Bij aanraking komt een stofwolkje (sporen) vrij.
-
Groene appelwants —
Groene appelwants is in heel Europa een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. In de zomer komen ze regelmatig voor in gewassen die onder glas worden geteeld zowel in vruchtgroenten als bloemen
-
Iepziekte —
Vrij plotselinge verwelking van één of enkele takken, die zich voortzet door de hele kroon met enkele verdroogde blaadjes (vaantjes). De dwarsdoorsnede heeft een bruine ring in het jonge hout. Uiteindelijk sterft de boom of heester af.
-
Kastanjebloedingsziekte —
Het meest in het oogspringend symptoom van de kastanjebloedingsziekte, is het uittreden van stroperige bruine vloeistof uit de bast in het begin van het groeiseizoen, waaraan de ziekte zijn naam te danken heeft.
-
Kastanjemineermot —
De larven van de kastanjemineermot (Cameraria ohridella) mineren het blad wardoor op het blad bruine plekken ontstaan.
-
Kommaschildluis —
Kommaschildluis dankt zijn naam aan het kommavormige schild dat de luis over zich heen vormt. Het schild is 2 tot 3,5 mm lang, plat, lijkt qua vorm op een mossel en heeft een grijsbruine kleur.
-
Kroonroest —
Kroonroest tast voornamelijk Engels raaigras aan. Het treedt in de tweede helft van het groeiseizoen op, als de grasgroei vermindert en het gras langer dauwnat is.
-
Massaria —
Massaria is een schimmelziekte, die een snel optredende houtrot in takken van platanen veroorzaakt, met plotseling taksterfte en takbreuk. De ziekte is nieuw en is in 2007 voor het eerst in Nederland aangetroffen.
-
Mineervlieg - bladgewassen —
Mineervliegen komen in veel planten voor. Vooral de Liriomyza species zijn zeer polyfaag (hebben veel waardplanten).
-
Naaktslakken —
Er zijn verschillende naaktslakken. Slakkenvraat is herkenbaar aan de rafelige, onregelmatige gaten in het blad vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact.
-
Rattenkeutelziekte - peen —
De wortelen zijn overgroeid met een wit schimmelpluis met daarin grote, zwarte sclerotiën. De aangetaste wortelen gaan later geheel tot rotting over.
-
Ritnaalden —
Ritnaalden zijn de tot drie cm lange dunne, harde, geel tot donkergeel gekleurde of koperkleurige larven van de kniptor. Vanwege hun kleur worden deze larven ook wel koperwormen genoemd.
-
Schildluis - algemeen —
Er zijn vele soorten schildluizen zoals de beukenschorsluis of iepenschildluis. Ze verschillen onderling sterk van vorm kleur en grootte. Schildluizen dragen het schild in tegenstelling tot dopluizen los om zich heen en ze zijn platter.
-
Sclerotienrot of rattenkeutelziekte - aardappel —
Sclerotinia is een schimmelziekte met een grote waardplantenreeks.Onder andere erwten en bonen, wortelen, witlof, koolzaad en aardappelen kunnen door deze schimmelziekte aangetast worden.
-
Slakvormige bastaardrups - lindebladwesp - vruchtboombladwesp —
De bladwesp is onopvallend. De larven zien eruit als slijmerige groenige tot donkere naaktslakjes en leven op verschillende loofbomen, vooral op eik en linde.
-
Spinselmot —
De rupsen zijn vuilgeel met twee rijen zwarte stippen en een zwarte kop. In mei worden de bladtoppen gemineerd. Later vormen ze roodachtige tot bruine blaasmijnen.
-
Tak- en bloesemsterfte —
Verwelkingsziekte waarbij tijdens en vlak na de bloei sterven bloesem en jonge scheuten plotseling afsterven. Bloemen en bladeren verwelken maar vallen niet af. Ook kunnen bruine ringen op de vruchten ontstaan.
-
Taxuskever - gegroefde lapsnuitkever —
Zowel de volwassen kevers als de larven veroorzaken schade. Volwassen kevers vreten ronde gaten in de bladeren, beginnen bij de rand. Dit wordt 'hapvreterij' genoemd.
-
Trips —
Kleine, slanke insecten zuigen in groeipunten, hierdoor misvorming en groeiremming. We vinden ze op de bladonderzijde, op jonge scheuten en in bloemknoppen.
-
Valse meeldauw - algemeen —
De aantasting is te herkennen aan de hoekige, onregelmatige geelgroene tot purperrode bladvlekken. Soms is onder vochtige omstandigheden, aan de onderkant van het blad wat schimmelpluis te zien.
-
Verticillium-verwelkingsziekte —
Bladeren verwelken en takken sterven plotseling af. Lager in de aangetaste takken is een ringvormige olijfgroene, paarsgrijze tot bruine verkleuring zichtbaar in het hout.
-
Wortelknobbelaaltje - algemeen —
Op wortels vormen zich langwerpige knobbelvormige verdikkingen zonder zijwortels en slechte groei, soms met gedeeltelijke rotting van de wortels. Bovengronds lijkt de aantasting op gebrekverschijnselen.