Pruim
Alle ziekten plagen en onkruiden > Fruitteelt > Pruim
-
Bladsnuitkevers — Er zijn vele soorten bladsnuitkevers die aantasting veroorzaken op houtige gewassen en vaste planten. De kevers zijn algemeen voorkomend en hebben vaak veel waardplanten.
-
Dopluis - gewone dopluis — Licht- tot donkerbruine luizen, Ø 6 mm, bolvormige schilden, vast op de huid. Dopluizen zuigen sap uit de plant. Aangetaste planten groeien minder goed. Ze produceren veel honingdauw waarop zich de roetdauwschimmel ontwikkelt waardoor de bladeren zwart worden.
-
Fruitspintmijt — Fruitspintmijt kan bij afwezigheid van natuurlijke vijanden een belangrijke plaag vormen in de fruitteelt en de vruchtboomkwekerij. De mijten zuigen aan de onderkant van de bladeren de cellen leeg.
-
Gestippelde houtvlinder — De gestippelde houtvlinder kan ernstige schade veroorzaken doordat de rups gangen boort door het merg van takken, waardoor de takken kunnen afsterven.
-
Groene kortstaartluis - peer - sleedoorn — De groene kortstaartluis kan vroeg in het voorjaar al voor ernstige aantasting zorgen. De luis zit al in maart op de blad- en bloemknoppen.
-
Grote appelbladroller — Bladrollers zijn wijdverspreide insecten waarvan de rupsen schade kunnen aanrichten in diverse fruitgewassen. Schade ontstaat vooral doordat de bijna volgroeide rupsen vreten aan de knoppen, de bloemen of de jonge vruchtjes.
-
Heggenbladroller — De heggenbladroller is een wijdverspreid insect waarvan de rupsen schade kunnen aanrichten in diverse fruitgewassen. Schade ontstaat doordat de rups vreet aan de bloemblaadjes en deze samenspint.
-
Kleine wintervlinder — De kleine wintervlinder is een algemeen voorkomend en wijdverspreid insect, waarvan de rupsen schade kunnen veroorzaken aan veel loofgewassen, waaronder fruitbomen.
-
Kokermot — Bladmineermotten zijn kleine motjes waarvan de larven gangen (mijnen) maken in het blad door het bladmoes op te eten. Daardoor vermindert de fotosynthesecapaciteit van het blad.
-
Kommaschildluis — Kommaschildluis dankt zijn naam aan het kommavormige schild dat de luis over zich heen vormt. Het schild is 2 tot 3,5 mm lang, plat, lijkt qua vorm op een mossel en heeft een grijsbruine kleur.
-
Koolbladroller — De koolbladroller is een algemeen voorkomend en wijdverspreid insect waarvan de rupsen schade kunnen aanrichten in uiteenlopende gewassen. Forse schade kan ontstaan aan bladeren, bloemen en de jonge vruchten.
-
Loodglans — Loodglans vormt een belangrijke ziekte in pruim. Er zijn geen bestrijdingsmiddelen voorhanden tegen deze schimmel. Bladeren aan zieke bomen vertonen een grijze loodkleur.
-
Melige pruimenluis — De melige pruimenluis verschijnt later dan de eveneens op pruim aanwezige groene kortstaartluis. Pas in het witte-knop stadium komen de stammoeders uit het ei. In april en mei zijn dan vaak maar enkele luizen zichtbaar aan de onderkant van de bladeren.
-
Monilia vruchtrot — Monilia rot treedt op in de boomgaard en tijdens de bewaring. Vooral pruimen en kersen, die na regen kunnen barsten, zijn erg gevoelig voor Monilia-rot. Op de rottende vruchten ontstaan karakteristieke concentrische ringen van geelbruine sporenhoopjes.
-
Oestervormige schildluis — De oestervormige schildluis komt vooral voor in boomgaarden waar niet of met selectieve middelen gespoten wordt. De oestervormige schildluis veroorzaakt geen schade aan de boom.
-
Pruimenmot — De pruimenmot is een belangrijke plaag in pruim. Vooral late rassen kunnen ernstig aangetast zijn. De pruimenmot is ongeveer 1 cm lang, grijs met blauwe schubben.
-
Pruimenschorsmijt — De gallen zijn ongeveer 2 mm hoge harde platte en ronde wratjes op de takken, vaak verscheiden bijeen, vaak in ring rond rondom de tak en vooral op en bij oude bladlittekens en knoppen.
-
Pruimensharkavirus — Het pruimensharkavirus of sharka-virus is een quarantaineorgnaismen. Het virus dat wordt overgebracht door luizen, veroorzaakt ringvormige vlekken op bladeren en soms vruchten.
-
Pruimenzaagwesp - zwarte en gele — De pruimenzaagwesp is er in twee varianten, de zwarte en de gele. Beide insecten hebben dezelfde levenscyclus en kunnen tegelijkertijd in de boomgaard gevonden worden.
-
Ringelrups — De ringelrups dankt zijn naam aan de ring van eieren die om een tak heen gewikkeld zit. De mot is ongeveer 25 mm lang, lichtbruin, met een donkerder bruine, scherpbegrensde dwarsband over de vleugels.
-
Rodeknopbladroller — De rode knopbladroller is een wijdverspreid insect waarvan de rupsen schade kunnen aanrichten in diverse fruitgewassen.
-
Slakvormige bastaardrups - lindebladwesp - vruchtboombladwesp — De bladwesp is onopvallend. De larven zien eruit als slijmerige groenige tot donkere naaktslakjes en leven op verschillende loofbomen, vooral op eik en linde.
-
Voorjaarsuilen — Voorjaarsuilen behoren tot een groep van op elkaar lijkende soorten motten, met een overeenkomstige levenscyclus.
-
Vruchtbladroller — De vruchtbladroller is een wijdverspreid insect waarvan de rupsen aantasting kunnen veroorzaken in diverse fruitgewassen, maar ook op andere gewassen waaronder sering en liguster. De vruchtbladroller is zeer polyfaag.
-
Vruchtrot - Botrytis — Botrytis rot, ook wel `grauwe schimmel' genoemd, treedt op tijdens de bewaring. Het rot woekert vrij snel voort en de aangetaste plek is lichtbruin verkleurd. Geheel rotte vruchten zijn erg zacht.
-
Vruchtrot - Penicillium — Penicillium rot ontstaat tijdens de bewaring. Op de vruchten ontstaan ronde, bruine plekken, vaak bij de neus of rondom een verwonding. Het rot is zacht en waterig. Geheel rotte vruchten zakken in elkaar.