Pruimenmot

Gewas: Pruim

Wetenschappelijke naam: Cydia funebrana

Groep: Insecten

Volgroeide larve, roze met bruinzwarte kop
Aantasting door pruimenmot, gomvorming op het gat waar de larve de vrucht heeft verlaten, vroeg rijpende vrucht

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

De pruimenmot is een belangrijke plaag in pruim. Vooral late rassen kunnen ernstig aangetast zijn. De pruimenmot is ongeveer 1 cm lang, grijs met blauwe schubben.

De mot is moeilijk te onderscheiden van andere soorten die in een feromoonval op hetzelfde feromoon afkomen. Dat maakt het tellen in feromoonvallen lastig. Schade ontstaat doordat de mot een ei legt op een jonge pruim. De larve die daaruit ontwikkelt boort vanaf de steelholte een nauwe mineergang net onder de schil. Vervolgens boort zij een gang dwars naar de pit en om de pit heen, waarbij ze het vruchtvlees opeet en een natte zwarte pulp in de boorgang achterlaat. De jonge larve is crêmekleurig, een volgroeide rups is roze met een bruinzwarte kop. Nadat de larve volgroeit is, boort ze zich naar de schil en verlaat via een gat van 2 mm de vrucht. Uit dit gat kan gom geproduceerd worden. Aantasting door pruimenmot is lang onzichtbaar. Er komt geen boormeel naar buiten. Wel verkleurt de eerste mijngang in de steelholte bruin. En aangetaste vruchten rijpen sneller af.

Levenswijze

Levenswijze

De levenswijze van de pruimenmot lijkt sterk op die van de fruitmot. De pruimenmot overwintert als rups in een cocon achter de schors of in spleten van boompalen. Er is een sterke spreiding in de populatie die zich in het voorjaar tot volwassen mot ontwikkeld. Vanaf april verpoppen de eerste rupsen zich en meestal verschijnen begin mei de eerste volwassen motten. Afhankelijk van de temperatuur verschijnen tot eind juli telkens nieuwe motten. Door middel van feromoonvallen kan de vlucht van de pruimenmot bepaald worden. De vluchtpiek ligt meestal in juni en juli. Na paring vindt eiafzetting plaats op de jonge pruimen, meestal één ei per vrucht. Ongeveer twee weken nadat de eieren zijn gelegd kruipen de jonge rupsjes eruit. Deze lopen een klein stukje over de vrucht en boren zich meestal via de steelholte in de vrucht. In de vrucht doorloopt de ontwikkeling tot volwassen rups vijf stadia. De volgroeide rupsen kruipen uit de vrucht en zoeken een plek achter de schors of in spleten en spinnen daar een cocon om zich heen. De vroegst ingesponnen rupsen verpoppen bij warm zomerweer nog datzelfde seizoen en zijn verantwoordelijk voor een tweede generatie motten. Het merendeel overwintert als rups in een cocon achter de schors.

Maatregelen

Maatregelen

Vanaf eind april kan door middel van feromoonvallen het vluchtverloop gevolgd worden. Daardoor kan het optimale bestrijdingstijdstip berekend worden. Bestrijding is nodig 100 daggraden na een vluchtpiek. Wanneer het voorgaande jaar aantasting voorkwam is het raadzaam vanaf half juni met bestrijding te beginnen. Met het gebruik van feromoonverwarring wordt op dit moment ervaring opgedaan.

Meer informatie

Meer informatie

  •  

Â