2.3 Structuur en samenstelling van chromosomen
Het verschil in aantal chromosoomparen zorgt ervoor dat kruisen tussen verschillende diersoorten vaak onmogelijk is. Als een zygote wordt gevormd uit een eicel en een spermacel worden de individuele chromosomen gehergroepeerd in paren. Als er een verschil is in het aantal chromosoomparen van de vader en van de moeder kan dit proces niet succesvol plaatsvinden. En kunnen de chromosoomparen van twee verschillende diersoorten dus niet gehergroepeerd worden.
Chromosomen bestaan uit twee lange strengen van nucleotiden, die in de vorm van een dubbele helix met elkaar vervlochten zijn. De twee strengen zijn met elkaar verbonden door zogenaamde baseparen, die steeds twee tegenover elkaar liggende nucleotiden verbinden. DNA bevat vier verschillende nucleotiden met de nucleobasen: adenine, thymine, guanine en cytosine, die afgekort worden met respectievelijk de letters A, T, G en C. De beide strengen zijn complementair doordat de basen alleen in de paren A-T en G-C kunnen voorkomen (Bron: Wikipedia). Nucleotiden en nucleobasen zijn gestructureerd in een bepaalde volgorde in verschillende diersoorten en rassen. Het DNA kent stukken die coderen: ze leiden tot de productie van een eiwit met een functie in het dier. Maar 95% van het DNA codeert niet. Daar kennen we de functie nog niet van.