11.6.9 Heterosis bij de verschillende kruisingen
Verschillende kruisingen, of verschillende kruisingssystemen, leveren verschillende niveaus van heterosis op. Volledige heterosis wordt verkregen wanneer op elke locus één van beide allelen afstamt van de ene lijn en het andere allel van de andere lijn. Een F1-individu laat dus de volledige heterosis zien. In een F2 draagt echter slechts de helft van de loci een allel van elk van de twee lijnen. Een F2 heeft dus slechts 50% van de volledige heterosis. Onderstaande tabel toont heterosis als percentage van volledige heterosis voor verschillende kruisingen. Waarden in de tabel kunnen formeel worden afgeleid met behulp van het één-locusmodel, maar kunnen ook worden verkregen door het percentage loci te berekenen dat een allel van elke lijn draagt. Beschouw bijvoorbeeld de terugkruising T × (S × T). Stieren uit lijn S dragen altijd één lijn-S allel bij. De F1-moeder draagt in 50% van de gevallen één lijn-S-allel in, terwijl zij in de overige 50% van de gevallen een lijn-T-allel inbrengt. Op 50% van de loci draagt het T x (S x T) nageslacht daarom één allel van elke lijn; op de andere 50% van zijn loci draagt het twee lijn-T-allelen. Heterosis in een terugkruising levert dus slechts 50% van de volledige heterosis op. Dezelfde aanpak kan worden toegepast op de andere kruisingen die in de tabel worden weergegeven
Heterosis als het percentage van de volledige mogelijke heterosis voor de verschillende type kruisingen
Type kruising | Heterosis % |
F1 (S × T) F2 (S × T) × (S × T) Terugkruising S × (S × T) or T × (S × T) Tweede generatie rotatiekruising S × (T × (S × T)) Derde generatie rotatiekruising T × (S × (T × (S × T))) Rotatiekruising na meerdere generaties Tweede generatie van een synthetisch lijn (= F2) (S × T) × (S × T) Derde generatie synthetische lijn (= F3) (S × T) × (S × T) × (S × T) Synthetische lijn van twee rassen na vele generaties Synthetische lijn van drie rassen na vele generaties | 100 50 50 75 62.5 66.6 50 50 50 66.6 |