11.6.6 Introgressie
Bij deze kruising worden mannelijke dieren van ras B of gekruist met vrouwelijke dieren van ras A om een kenmerk op te nemen dat in ras B in een hoge frequentie aanwezig is en dat afwezig is of een lage frequentie heeft in ras A. De vrouwelijke dieren van de eerste kruising (F1 = AB) worden geselecteerd op de gewenste eigenschap van ras A en gepaard met mannelijke dieren van ras A. Dit herhaalt zich in de volgende generaties. Ras B wordt één keer gebruikt en selectie in de kruisingen leidt tot de introductie van de gewenste eigenschap van ras B. Genetische merkers voor de gewenste eigenschap verbeteren de efficiëntie van deze methode enorm. Een voorbeeld van introgressie is de introductie van het Booroola-allel bij het Texelse schapenras in Nederland. Het vergroot de worpgrootte en is aanwezig bij Merinoschapen. Het éénmalig kruisen van Texelse ooien met Merino-rammen, gevolgd door selectie van dragers van het Booroola-allel in de F1, resulteerde in raszuivere Texelse ooien die twee keer zoveel lammeren produceerden vergeleken met niet-dragers van het gewenste allel.