Vergelingsheksenbezemziekte

Gewas: Gladiool

Wetenschappelijke naam: Vergelingsheksenbezemziekte (VHBZ)

Groep: fytoplasma (Aster Yellows – groep)

 
VHBZ in gladiool: bladvergeling, misvormde bloeiwijzeVHBZ in gladiool: aangetaste knol op doorsnede
 
 
VHBZ in gladiool: knol met meer scheuten: 'bosjesplant' 

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

© Copyright PPO, NVWA (PD), DLV, KAD, Landbrugsinfo

Herkenning

Vroeg in het groeiseizoen ziek geworden planten vormen geen bloeiwijze, bij latere infectie is de bloeiwijze misvormd (foto 1).

Planten vertonen vergeling van de binnenste loofbladeren bij een eerstejaars aantasting. De trekwortels worden bruin en verschrompelen. Sommige cultivars  vertonen in de knollen op dwarsdoorsnede een waterig-bruinachtige verkleuring van het centrale gedeelte. In het omringende weefsel zijn  bruine vlekken en strepen zichtbaar vanwege het afsterven van de vaatbundels (foto 2).

De kralenproductie is minder naarmate de besmetting eerder in het seizoen plaatsvindt. Een groot aantal knollen is dan reeds voor de oogst verschrompeld. Als de planten korter dan 6 weken voor de oogst ziek worden, groeien de knollen voldoende uit. In deze knollen ontstaat weefselverkleuring pas tijdens de bewaring.

Zieke knollen zijn laat tijdens de bewaring en vlak voor het planten te herkennen als de wortelbeginsels niet of slechts gedeeltelijk worden gevormd. Van nature rode knollen zijn dan bleek en vlekkerig, terwijl de holte in de basis van de knol abnormaal diep kan zijn. De resten van de oude knol zijn dan vaak moeilijk te verwijderen.

Knollen geoogst van planten die laat in het groeiseizoen ziek zijn geworden, brengen in de nateelt verscheidene kleine in plaats van één normale scheut tot ontwikkeling (foto 3). Bloei zal daarbij niet optreden. Deze dwergscheuten blijven meestal ondergronds, maar bij sommige cultivars komen ze nog wel boven de grond ('bosjesplanten').

Levenswijze

De ziekte wordt veroorzaakt door een fytoplasma (voorheen mycoplasma genoemd), een celwandloze bacterie. Het fytoplasma kan in grote aantallen in de zeefvaten van geïnfecteerde planten aanwezig zijn.

Het fytoplasma wordt verspreid door persistente overdracht door enkele soorten dwergcicaden (Macrosteles spp. en Dalbulus spp.). Hergroei van zieke knollen vormt een gevaarlijke smetstofbron in het gewas.

De ziekte komt ook voor in hyacint (in dit gewas bekend als 'Lissers'), Muscari en Scilla.

Maatregelen
  • Slecht gegroeide en moeilijk pelbare knollen verwijderen
  • In het tweede jaar 'bosjesplanten' tijdig verwijderen.
  • Warmwaterbehandeling van kralen (0,5 uur, 53°C)
  • Warmwaterbehandeling van aangetaste pitten (1 uur, 50°C), met voor en na de behandeling een bewaartemperatuur van 9°C. Grote knollen doorstaan de behandeling minder goed.
  • Bij optreden van de ziekte op het veld systemische insecticiden toepassen volgens geldende adviezen.