Mijten
-
Aardbeimijt —
Aardbeimijten komen voornamelijk op glasgroentegewasen voor, vandaar de engelse naam `Cyclamen mite'. Ze zijn erg klein (0,25 mm) en zitten in de opgevouwen bladeren in het hart van de plant.
-
Ananasmijt - bromelia — De ananasmijt Steneotarsonemus ananas behoort tot de familie Tarsonemidae (weekhuidmijten) en is een toenemend probleem in de teelt van bromelia's.
-
Appelbladmijt — Op de onderkant van het blad (soms ook aan de bovenkant) zitten plekken met viltige beharing, vooral langs de hoofdnerf. De haarkussentjes (erinea) zijn eerst wit, later roestbruin.
-
Azaleabladmijt — De bladranden zijn naar beneden ingerold. Bladeren gekronkeld. Galmijten zijn zeer klein, ca. 0,2 mm, dus niet of nauwelijks met het blote oog waarneembaar.
-
Begoniamijt — De begoniamijt heeft een grote waardplantenreeks en komt wereldwijd voor. Sierteeltgewassen waarin de mijt voorkomt zijn begonia, chrysant, gerbera, cyclamen en Bouvardia. Ook op groentegewassen, bijvoorbeeld paprika en aubergine, kan de mijt voorkomen.
-
Bollenmijt - hyacint — Op bloembollen die door schimmels of aaltjes zijn aangetast, komen vrijwel altijd mijten voor. Zij voeden zich met de op de bol levende schimmels en vooral met door Fusarium aangetast weefsel, dat dan vervalt tot een korrelige massa.
-
Bollenmijt - lelie — In ondergrondse stengeldelen, wortels en bolschubben zijn kleine ronde gaatjes en gangetjes waarneembaar van ca. 1 mm breed. De plekjes zijn aanvankelijk wit, maar worden snel lichtbruin tot bruin. Vooral jong nieuw gevormd weefsel wordt aangetast.
-
Bollenmijt - tulp — Rhizoglyphus echinopus (harige bollenmijt) en R. robini (roze bollenmijt) veroorzaken gelijksoortige aantastingen van de spruit, namelijk bruin verkleurde putjes en krasjes bij de rand van het eerste loofblad. Bij uitgroei van het blad blijven deze beschadigingen zichtbaar, zonder dat zij ernstige misvormingen veroorzaken.
-
Bonenspintmijt - bromelia — Spintmijten behoren tot de spinachtigen. Binnen de familie van de Tetranychidae is Tetranychus urticae het meest polyfaag (tast zeer veel verschillende gewassen aan).
-
Bonenspintmijt - kasspint — Spintmijten behoren tot de spinachtigen. Binnen de familie van de Tetranychidae is Tetranychus urticae het meest polyfaag (tast zeer veel verschillende gewassen aan). Bonenplanten, o.a. de snijboon, zijn zeer goede waardplanten voor spint.
-
Bonenspintmijten - dahlia — Op voornamelijk oudere bladeren ontstaan lichtgroene tot gele, onscherp begrensde vlekken. Aangetaste bladeren worden donkerbruin en vallen voortijdig af (foto).
-
Bramengalmijt - rode vruchtziekte — Rode vruchtziekte in braam wordt veroorzaakt door de bramengalmijt. Rode vruchtziekte dankt zijn naam aan de rood en onrijp blijvende korrels van bramen. Rode vruchtziekte wordt vlak voor de oogst zichtbaar doordat de bramen niet geheel afrijpen.
-
Buxustopmijt — De larven en de volwassen mijten leven in de eindknoppen en zijn met het blote oog niet waar te nemen. Deze knoppen lopen niet uit en worden kroezig en geel, later afsterving.
-
Cyclamenmijt — De Cyclamenmijt is een zeer kleine mijt (0,25 mm), die moeilijk in het gewas te zien is. Ze zijn glashelder of bruin gekleurd en bewegen traag. Ze leven verscholen bloemknoppen, groeipunten en opgerolde bladeren.
-
-
Elzenviltmijt — Op de onderzijde van het blad ontwikkelen zich witte tot roodbruine haarkussentjes (erinea) die vaak samensmelten tot onregelmatige ovale clusters. Aan de bovenzijde van het blad ontstaan op die plekken lichtgroene blaasjes.
-
Esdoornhoornmijt — Op de bovenzijde van het esdoornblad bevinden zich zeer dicht bij elkaar zittende hoornachtige langwerpige galletjes die geel tot helderrood zijn. De gallen zijn 1-6 mm hoog en de opening bevindt zich aan de onderzijde.
-
Essenbloesemmijt — De bladknoppen of bloeiwijzen vervormen tot onregelmatige, bloemkoolachtige structuren die vaak in clusters voorkomen. Ze zijn eerst groen, later bruin of zwart. Na de bladval zijn ze nog lang opvallend aanwezig.
-
Fruitspintmijt — Fruitspintmijt kan bij afwezigheid van natuurlijke vijanden een belangrijke plaag vormen in de fruitteelt en de vruchtboomkwekerij. De mijten zuigen aan de onderkant van de bladeren de cellen leeg.
-
Grasharlekijnmijt - Bryobia — De meeste Bryobia-soorten zijn kleine plagen in buitenteelten. Soms komen ze in kassen voor en veroorzaken schade aan bijvoorbeeld Bouvardia.
-
Lijsterbespokmijt — Op zowel onderzijde als bovenzijde komen kleine opzwellingen voor van 1-2 mm doorsnede. Ze zijn eerst wit en later bruin. De gallen kunnen in grote aantallen op een blad voorkomen.
-
Narcismijt — In de bol verkleurt het weefsel rondom holten tussen de rokken oppervlakkig geelbruin en later donkerbruin (foto).
-
Perenpokmijt - perengalmijt — De aantasting die de perenpokmijt veroorzaakt, wordt ook wel perenpokziekte genoemd. Vooral de rassen Doyenné du Comice en Beurré Hardy zijn gevoelig, maar ook bij Conference komt aantasting voor.
-
Perenroestmijt — Perenroestmijt kan bij afwezigheid van natuurlijke vijanden een belangrijke plaag vormen in de fruitteelt en de vruchtboomkwekerij. De mijten zuigen aan de onderkant van de bladeren de cellen leeg.
-
Pruimenschorsmijt — De gallen zijn ongeveer 2 mm hoge harde platte en ronde wratjes op de takken, vaak verscheiden bijeen, vaak in ring rond rondom de tak en vooral op en bij oude bladlittekens en knoppen.
-
Rondknopmijt — De knoppen zijn dik en gezwollen. Ze lopen niet uit (hazelaar en Ribes) of er verschijnen misvormde scheuren (Taxus), waarbij de naalden in alle richtingen staan (het lijkt op een groeistofbeschadiging).
-
Sparrenspintmijt — De spintmijt is gespecialiseerd in conifeerachtigen. De diertjes lopen meestal vrij nerveus over de naalden heen en weer.
-
Spintmijt — Kleine spinachtige beestjes aan de onderkant van bladeren tussen spinsel met kleine witte vlekjes. Vale bladkleur, vroegtijdige bladval.
-
Spintmijt - boomkwekerij — Kleine spinachtige beestjes aan de onderkant van bladeren tussen spinsel met kleine witte vlekjes. Vale bladkleur, vroegtijdige bladval.
-
Stromijt - bromelia — De stromijt behoord tot de familie van de Acaridae. Deze Tyrophagus-soort leeft in de grond. De mijten prikken cellen in jonge, nog niet volgroeide, bladeren aan. Bij het uitgroeien van deze bladeren ontstaan gaatjes of grillig gevormde holtes.
-
Stromijt - Nerine — Op bloemsteel, bloemstengel, bloembladen en spatha-bladen bevinden zich voelbare ruwe spikkels. Deze oneffenheden zijn lichtgekleurd en op de kleurende bloembladen soms groen.
-
Stromijten — De meerderheid van de Tyrophagus-soorten leeft in de grond. De mijten voeden zich met organisch materiaal en schimmels.
-
Tomatengalmijt — Tomatengalmijt is een mijt die met het blote oog niet zichtbaar is. Het eerste zie je bruin verkleuring op de stam van de tomatenplant. In een ver gevorderd stadium, zullen ook enkele bladeren bruin verkleuren.
-
Tulpengalmijt — Een aantasting door tulpengalmijt begint op plaatsen waar de bruine huid niet stijf aansluit tegen de buitenste bolrok, bijvoorbeeld onder huidscheuren of bij de opzwellende wortelkrans. De verkleuring treedt op in onregelmatig verlopende patronen.
-
Watermuntbloesemmijt — De eindstandige bloeiwijzen zijn veranderd in een onregelmatige verwarde massa van dicht witbehaarde en vergroende bloemen.
-
Zomerlindehoorntjesmijt (Lindegalmijt) — Op de bovenkant van de bladeren vinden we ronde geelgroene kegelvormige uitstulpingen die zeer kleine mijten bevatten. Ernstige aantastingen kunnen de bladeren misvormen.