Perenroestmijt
Gewas: Appel, Peer, Pruim
Wetenschappelijke naam: Epitrimerus pyri
Groep: Mijten
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Herkenning |
---|
Perenroestmijt kan bij afwezigheid van natuurlijke vijanden een belangrijke plaag vormen in de fruitteelt en de vruchtboomkwekerij. De mijten zuigen aan de onderkant van de bladeren de cellen leeg. Beschadigde cellen drogen uit en dat zorgt ervoor dat de onderkant van het blad bruine roestvlekken krijgt. Bij zware aantasting neemt de vitaliteit van de boom af, komen vruchten moeilijker op kleur en vermindert de kwaliteit van de nieuw gevormde knoppen. De grootste aantallen mijten worden meestal aan de onderkant van het blad gevonden, tussen de bladharen. De mijten zelf zijn zeer klein, 0,17 mm groot, spoelvormig, en zelfs met een loupe (15x vergroting) nog moeilijk waarneembaar. Het meest opvallende kenmerk van aanwezigheid van roestmijt is het ontstaan van bruine roestachtige vlekken aan de onderkant van de bladeren. De bovenkant van het blad ziet er dof en niet gezond uit. |
Levenswijze |
---|
Van perenroestmijten overwintert alleen het vrouwtje als volwassen mijt achter de knopschubben. Vanaf oktober gaat ze in rust en begin april komt ze weer tevoorschijn. Ze begint zich te voeden aan de openbrekende knop en legt haar eieren op de wonden van de afgevallen knopschubben, aan de basis van de openbrekende knop. Na twee á drie weken komt daar een nieuwe generatie volwassen mijten uit. Van mei tot oktober volgen zo drie tot vier generaties elkaar overlappend op. Vanaf juli komen twee typen vrouwtjes uit de eieren. Het ene type is het zomervrouwtje, wat doorgaat met produceren van nakomelingen. Het andere type is het wintervrouwtje, wat een schuilplaats zoekt achter de knopschubben van nog slapende knoppen en daar overwintert tot het volgende voorjaar. |
Maatregelen |
---|
|
Meer informatie |
---|