Eikenprocessierups

Gewas: Eik

Wetenschappelijke naam: Thaumetopoea processionea

Groep: Insecten

Processierupsen
Rupsen

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

De blauwachtige zwarte rupsen vreten eerst aan uitlopende knoppen, vervolgens aan de bladeren van een tak en tenslotte de gehele boom. Ze kunnen de gehele boom kaalvreten. De rupsen hebben op ieder segment twee oranje wratjes.

Vlinder

In de periode eind juli tot begin oktober komen de nachtvlinders uit de poppen. De vlinders zijn onopvallend: voorvleugels met onduidelijke, donkergrijze lijntekening en vuilwitte achtervleugels. Op het lijfje van de vlinders worden ook irriterende haren aangetroffen, maar veel minder dan op de rupsen. De vlinders leven enkele dagen, maar het tijdstip van uitkomst van de vlinders kan variëren. De vrouwtjesvlinders verplaatsen zich over een afstand van 2 tot 10 km. Veel vrouwtjes zullen hun eieren afzetten in de directe omgeving van de plek waar ze uit de pop gekropen zijn. Mannetjesvlinders kunnen zich over grotere afstanden verplaatsen en worden aangetrokken door een geurstof (feromoon) die de vrouwtjes afscheiden.
Voor monitoren (het doen van waarnemingen over langere tijd) zijn feromoonvallen een goed hulpmiddel. De aantallen mannetjesvlinders die gevangen worden, geven samen met gegevens over aantallen nesten en weersomstandigheden een indicatie van de populatiedichtheid voor het komend jaar.

Eipakketten

De vrouwtjes leggen hun eitjes in eipakketten van 30 tot 300 eieren meestal op de ëën - en tweejarige takken. In de eieren ontwikkelen zich de rupsen van het eerste stadium al voor de winter. De eieren zijn goed geïsoleerd door een kitlaag, schubben en haren van het vrouwtje. De eipakketten zijn goed gecamou#eerd en kunnen met het blote oog van dichtbij worden herkend. Door met de vingers langs het gladde oppervlak van de takken te gaan, kunnen de eipakketten ook waargenomen worden. Zij steken enkele millimeters boven het oppervlak van de tak uit en zijn ruwer dan de tak.

Rupsen

In april komen de oranjekleurige rupsen van het eerste stadium uit. Alle rupsen van hetzelfde eipakket komen tegelijkertijd uit. De kleur van de rupsen verandert in grijsgroen met een lichte streep aan de zijden. Ze blijven dicht bij elkaar en kunnen als kluitjes rupsen op uiteinden van takken worden waargenomen tot en met het derde stadium. Alle stadia van de rups hebben opvallende lange witte haren (tot wel 10 mm bij de oudere stadia). Vanaf het derde stadium komen de 0,1-0,3 mm kleine brandharen voor, gegroepeerd in borstels. Met elk volgende rupsstadium neemt het aantal borstels met brandharen toe.

's Nachts gaan de eikenprocessierupsen in optocht (in processie) op zoek naar eikenbladeren in de bladkroon van de boom. Tijdens deze processie wordt een dikke spinseldraad gesponnen langs de takken en later langs de stam van de boom. Zo'n spinseldraad is een goede indicatie voor aanwezigheid van de eikenprocessierups. Vanaf half mei tot begin juli kan men de eikenprocessierups aantreffen in de vorm van plakkaten op de stam van eiken.

Nesten

Kort voor de vervelling worden de rupsen immobiel, krijgen een 'opgeblazen' uiterlijk en gelige kleur en maken spinsel op de dikkere takken of stam van de boom, waarin ze vervellen. In het vierde tot en met zesde stadium worden kenmerkende nesten gemaakt om in te vervellen en om overdag in te schuilen. Deze nesten zijn gemaakt van dichte spinsels waarin vervellinghuidjes achterblijven en worden gevormd in oksels van takken of tegen de stam van de boom. Ze verschillen in grootte van tennisbal tot voetbalafmetingen of platte spinsels als plakkaat tegen de boomstam. Het laatste nest wordt gemaakt om in te verpoppen. Dit nest is zeer compact en bevat de meeste brandharen. Deze nesten vertonen in nazomer en najaar uitvlieggaten van de vlinders die uit de poppen tevoorschijn zijn gekomen. Oude nesten verkleuren van grijswit naar bruin en waaien soms uit elkaar tot lange slierten van spinsel, haren en oude pophuidjes. Deze nesten kunnen bij wind nog brandharen verspreiden in de lucht. Ook kunnen ze uit de boom waaien en dan kunnen brandharen in de wegberm terechtkomen. Oude nesten kunnen overlast veroorzaken voor boomverzorgers die in het najaar snoeiwerkzaamheden uitvoeren.

Grondnesten

De eikenprocessierups kan vanaf het vierde stadium zich ook ingraven in de grond aan de voet van de stam van de eik. De rupsen zitten daar overdag op een kluitje bij elkaar. In de nacht trekken ze van daar uit de boom in om van de bladeren te eten. De eikenprocessierups kan afwisselend grondnesten maken en spinselnesten in de boom. Ook kan verpopping plaatsvinden in grondnesten. Soms is een nest half in de grond gegraven en aan de bovenkant afgedekt met spinsel dat tegen de stam van de boom aan zit. In de grond zelf wordt door de rupsen geen spinsel gemaakt. Bij het doen van waarnemingen zal men ook goed aan de voet van de stam moeten kijken. Bij maaien van vegetatie rond de stam van de boom, is controle op aanwezigheid van grondnesten aan te bevelen.

Levenswijze

Levenswijze

Sinds 1987 vormt de eikenprocessierups een jaarlijks terugkerend probleem in een groot deel van Nederland. Van mei tot in juli gaat de eikenprocessierups op eikenbomen in processieachtige colonnes op zoek naar nieuwe eikenbladeren; vandaar de naam eikenprocessierups. Gedurende deze periode verspreidt de rups brandharen die bij mensen ernstige irritaties kunnen geven. Ook eikenbomen kunnen schade oplopen door vraat van de rups. De eikenprocessierups met de Latijnse naam Thaumetopoea processionea Linnaeus is een nachtvlinder, die voorkomt in een groot gedeelte van Europa.

Verspreiding

De eikenprocessierups werd eind jaren tachtig van de vorige eeuw voor het eerst sinds lange tijd aangetroffen in Noord-Brabant. Het is een inheemse soort die ook in de negentiende eeuw lokaal voor overlast zorgde in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. In 1996 werd veel overlast veroorzaakt in Noord-Brabant door een grote uitbraak. Daarna was de eikenprocessierups gedurende enkele jaren in een lage dichtheid in Noord-Brabant en Limburg aanwezig, maar in de loop van de laatste 10 jaar ontwikkelde de vlinder zich ook elders in Nederland lokaal tot grote dichtheden met overlast als gevolg. Zo werd in 2007 een uitbraak waargenomen in de omgeving van Weert, maar ook in delen van Gelderland. In 2010 is de eikenprocessierups in alle provincies gevestigd. De toename van de verspreiding en aantallen van de eikenprocessierups wordt ook in Duitsland, België en Frankrijk waargenomen.

Waardplanten

De rupsen voeden zich met alle in Nederland voorkomende soorten eiken met een lichte voorkeur voor de zomereik (Quercus robur), maar zij kunnen bijvoorbeeld ook voorkomen op Hongaarse eik (Quercus frainetto), Moeraseik (Quercus palustris) en Amerikaanse eik (Quercus rubra). De eiken met een zuilvorm (fastigiata vormen) kunnen ook nesten van de eikenprocessierups herbergen, ondanks dat er geen gedeelte met een kale stam aanwezig is.

Schade

De schade begint bij het blad aan de uiteinden van de takken. Lokaal kunnen onder invloed van gunstige weersomstandigheden (warm en droog voorjaar) populaties zich over de jaren heen uitbreiden tot een plaag. Dan worden eiken gedeeltelijk of helemaal kaalgevreten. De omvang de vraat wordt in de loop van mei en begin juni zichtbaar. Kaalvraat van eiken kan ook optreden door toedoen van andere rupsen zoals de grote en kleine wintervlinder, maar deze vraat is vroeger in het seizoen aanwezig. De kale eiken maken nieuw blad aan. Later in het seizoen kan dit blad bevattelijker zijn voor de ziekte eikenmeeldauw.

Overlast

De rupsen kunnen in het vierde, vijfde en zesde stadium overlast geven door afgifte van 0,1 tot 0,3 mm kleine brandharen. Deze kunnen op de huid terecht komen en met weerhaakjes zich vastzetten in de huid. De brandharen kunnen irritatie van de huid veroorzaken met jeuk en rode uitslag als resultaat. Ook kunnen ademhalingsklachten ontstaan bij inademing en oogklachten wanneer de brandharen in het oog terechtkomen. Contact met de rupsen moet je vermijden. Actief loslaten van brandharen door de rupsen vindt plaats wanneer zij op de stam bij elkaar zitten. In de omgeving van de rupsen zijn dan brandharen in de lucht aanwezig. Het risico op overlast neemt toe bij aanwezigheid van meerdere nesten per boom. Brandharen komen ook in de lucht terecht door het loswaaien uit spinselnesten die gevormd worden door spinsel, uitwerpselen en vervellings- huidjes met brandharen.

Maatregelen

Maatregelen

  • Minder vatbare (resistente) soorten of rassen gebruiken

  • Zorgen voor goede groeiomstandigheden

  • Branden of met vacuüm wegzuigen van rupsen en nesten

  • Spuiten met bacteriepreparaat Xen Tari (Bacillus thuringiensis)

  • Spuiten met nematoden (Steinernema feltiae)

  • Zie ook de leidraad beheersing eikenprocessierups van de NVWA

Â