/
13.6.3: Gecorreleerde respons (new)

13.6.3: Gecorreleerde respons (new)

Zoals we hebben gezien in het hoofdstuk over respons op selectie is het soms mogelijk om de prestatie voor een kenmerk als indicator te gebruiken voor een ander, mogelijk duurder of moeilijker te meten, kenmerk. Dit kenmerk wordt dan indicator kenmerk genoemd en door de correlatie met het kenmerk in het fokdoel verbetert selectie op het indicator kenmerk direct het kenmerk in het fokdoel. Hoe sterker de correlatie, des te hoger is de respons op selectie in het fokdoelkenmerk. Dit is een voorbeeld van gebruik maken van het bestaan van correlatie tussen kenmerken met een duidelijk voordeel voor het fokprogramma. De correlatie wordt gebruikt voor selectie.

Linkage

Correlaties bestaan om een aantal redenen. Eén reden is dat de genen die betrokken zijn bij het gecorreleerde kenmerk dicht bij de genen liggen die het kenmerk onder selectie aansturen. Daarom is recombinatie tussen beide zeldzaam en het allel van het gecorreleerd kenmerk wordt vaak samen overgeërfd met het allel voor het kenmerk onder selectie. In technische termen wordt dit linkage disequilibrium genoemd: allel combinaties van beide genen worden samen overgeërfd. Bijvoorbeeld, als een gen dat betrokken is bij het volwassen gewicht dicht ligt bij een gen dat betrokken is bij heup dysplasie (HD) bij honden, worden genen voor gewicht en HD samen overgeërfd (figuur 5). Als het allel voor ‘zwaar zijn’ dicht bij het allel voor ‘HD hebben’ ligt, dan is er een negatieve correlatie tussen HD en gewicht. Dit wordt veroorzaakt voor het feit dat deze allelen bijna altijd samen worden overgeërfd. De combinatie van allelen is niet gewenst in een ras dat wordt geselecteerd op lichaamsgewicht.

Pleotropische effecten

Een genetische correlatie kan ook bestaan omdat het gen beide kenmerken aanstuurt. Dit wordt het pleotropische effect van een gen genoemd. Bijvoorbeeld, als een gen dat het gewicht in honden bepaalt ook het risico op het ontwikkelen van HD bepaalt, en het allel dat resulteert in zware honden resulteert ook in een hoger risico, dan zal selectie voor zware honden resulteren in een slechte heupkwaliteit (figuur 5).

Figuur 5. Twee oorzaken van genetische correlaties. Linkage disequilibrium, waar genen die verschillende kenmerken aansturen niet onafhankelijk worden overgeërfd, en het pleiotropische effect, waar een gen verschillende kenmerken aanstuurt

                       

 

Related content

13.6.7: Correlaties en GxE interactie (new)
13.6.7: Correlaties en GxE interactie (new)
More like this
4.6 Covariantie en correlatie
4.6 Covariantie en correlatie
More like this
8.11 Nauwkeurigheid van geschatte fokwaarden
8.11 Nauwkeurigheid van geschatte fokwaarden
More like this
13.7: Oplossing voor ongewilde correlaties
13.7: Oplossing voor ongewilde correlaties
More like this
13.10: Belangrijke punten bij de evaluatie van het fokprogramma
13.10: Belangrijke punten bij de evaluatie van het fokprogramma
More like this
12.7: Belangrijke punten over fokkerijprogramma’s (2024)
12.7: Belangrijke punten over fokkerijprogramma’s (2024)
More like this