/
8.11 Nauwkeurigheid van geschatte fokwaarden

8.11 Nauwkeurigheid van geschatte fokwaarden

De nauwkeurigheid van een geschatte fokwaarde geeft aan hoe goed de schatting de echte fokwaarde aangeeft. Met andere woorden: het geeft de correlatie aan tussen de EBV en de TBV. In tegenstelling tot normale correlatie, door sommige onderliggende aannames, kan deze correlatie niet negatief zijn. Het kan een waarde hebben tussen 0 (totaal onnauwkeurige schatting) en 1 (de geschatte fokwaarde is de perfecte schatter voor de echte fokwaarde). De nauwkeurigheid wordt aangegeven met het symbool rIH. De r geeft aan dat het een correlatie is, de I representeert de geschatte fokwaarde en de H representeert de echte fokwaarde.

Dus:

De nauwkeurigheid van een EBV geeft een indicatie van hoe waarschijnlijk het is dat de EBV correct is geschat. It het dus een indicatie van de waarde van de EBV als een selectiecriterium. De nauwkeurigheid (rIH) is een correlatie, maar met waardes tussen 0 en 1.


Tabel 2. De regressie coëfficiënt en de nauwkeurigheid van geschatte fokwaarden voor een aantal verschillende informatiebronnen

In tabel 2 is de nauwkeurigheid van selectie gegeven voor dezelfde informatiebronnen als in tabel 1. In de tabel wordt het duidelijk dat als je alleen informatie van de ouders hebt, of zelfs de grootouders, dat de nauwkeurigheid van de EBV nooit zo groot kan worden als met informatie van de eigen prestatie. In de afwezigheid van een gemeenschappelijke omgeving (c2) wordt de maximaal te behalen nauwkeurigheid bepaald door een heel hoge n. Als n heel hoog wordt, dan is de maximale rIH die behaald kan worden met volle broer/zus informatie gelijk aan   wat gelijk staat aan 0,707. Met andere woorden, voor elke eigenschap met een erfelijkheidsgraad hoger dan 0,5 geeft de eigen prestatie een hogere nauwkeurigheid dan informatie van oneindig veel volle broers en zussen.

Op dezelfde manier is de maximale nauwkeurigheid die behaald kan worden met informatie van halfbroers en –zussen, in afwezigheid van een gemeenschappelijke omgeving, wat gelijk is aan 0,5. Dus voor elke eigenschap met een erfelijkheidsgraad hoger dan 0,25 geeft selectie op basis van de eigen prestatie een hogere nauwkeurigheid dan wanneer je informatie hebt van een oneindig aantal halfbroers en –zussen. Als er een gemeenschappelijke omgevingseffect is, dan wordt de maximaal haalbare nauwkeurigheid voor volle broers en zussen en halfbroers en –zussen kleiner. Uit de formules blijkt dat een gemeenschappelijke omgeving de nauwkeurigheid van selectie verkleint.

Conclusie:

Eigen prestatie resulteert in een hogere nauwkeurigheid dan informatie van volle broers en zussen voor erfelijkheidsgraden groter dan 0.5 en van halfbroers en –zussen voor erfelijkheidsgraden groter dan 0.25. Als er een gemeenschappelijke omgevingseffect tussen halfbroers en -zussen is, worden de erfelijkheidsgraden dus lager.



Related content

8.4: Nauwkeurigheid van de fokwaarde: het concept
8.4: Nauwkeurigheid van de fokwaarde: het concept
More like this
8.2: In meer detail: fokwaardeschatting
8.2: In meer detail: fokwaardeschatting
More like this
8.9: Voorbeelden van fokwaardeschattingen
8.9: Voorbeelden van fokwaardeschattingen
More like this
8.12: Samenvatting van fokwaardeschatting
8.12: Samenvatting van fokwaardeschatting
More like this
8.14: Moet je gaan voor de hoogste EBV of de hoogste nauwkeurigheid?
8.14: Moet je gaan voor de hoogste EBV of de hoogste nauwkeurigheid?
More like this
8.13: Het effect van aantal nakomelingen op de nauwkeurigheid
8.13: Het effect van aantal nakomelingen op de nauwkeurigheid
More like this