6.12 Inteelt op populatieniveau: de inteelttoename
In een populatie kan de inteelttoename worden gezien als de gemiddelde inteelt coëfficiënt over de gehele populatie op een bepaald tijdstip. Zoals we eerder hebben gezien, zijn alle dieren in een populatie meer of minder verwant. De consequentie is dat als we de gemiddelde inteelt coëfficiënt over meerdere generaties bepalen, deze altijd toeneemt. Deze toename van inteelt wordt omschreven als ΔF.
De snelheid van de toename hangt af van hoe sterk de dieren in de populatie verwant zijn. Hoe meer de dieren in de populatie verwant zijn, des te meer zullen de nakomelingen ingeteeld zijn en des te groter is de toename van inteelt. De grootte van de toename van inteelt geeft in indicatie van het risico op inteeltdepressie en de toename van de homozygotie en een afname in genetische diversiteit (en dus de ruimte om de populatie aan te passen in een veranderende omgeving).
De toename van inteelt per generatie kan achteraf worden berekend door de gemiddelde inteelt in de huidige generatie te vergelijken met die van vorige generaties, relatief ten opzichte van 100 procent inteelt:
Bijvoorbeeld, als de gemiddelde inteelttoename in generatie 5 3,5% is en in generatie 6 is het 3,9%, dan is de toename van inteelt (0,039 – 0,035)/(1-0,035) = 0,0041 = 0,41%.