6.8 Additief genetische verwantschap met genomische informatie
De additief genetische verwantschap wordt geschat aan de hand van de stamboom. Maar, hoe nauwkeurig is die? We weten dat ouders precies de helft van hun allelen doorgeven aan de nakomelingen. Echter, we weten ook dat twee volle broers andere allelen van dezelfde ouders kunnen krijgen. Gemiddeld delen ze de helft van hun allelen, maar als we een enkel gen bekijken, kunnen twee volle broers zelfs geen allelen delen door Mendelian Sampling. Dit wordt geïllustreerd in figuur 7, waar je een stamboom van muizen ziet. De moeder heeft de allelen A en B en de vader heeft de allelen C en D. Elk van de vier nakomelingen heeft een allel van de vader en een allel van de moeder ontvangen. In dit voorbeeld kreeg ieder dier een andere combinatie van de allelen. Over het algemeen zou je verwachten dat deze dieren de helft van hun allelen delen omdat ze allemaal de helft van beide ouders krijgen. Maar als je twee van de vier dieren vergelijkt, delen ze alleen maar één allel of helemaal geen. Dus in plaats van a = 0,5 hebben deze voor sommige genen dieren a = 0.
Natuurlijk hebben dieren niet maar één, maar heel veel allelen op alle verschillende genen. Dus gemiddeld genomen delen broers en zussen de helft van al hun allelen. Echter, zoals weergegeven in figuur 8, is er variatie rond het gemiddelde, sommige dieren delen iets meer en andere delen iets minder dan de helft van hun allelen. Hetzelfde geldt voor het feit dat halfbroers en –zussen ongeveer 0,25 van hun allelen delen. Ook hier delen sommige dieren wat meer en sommige wat minder dan een kwart van hun allelen. De variatie is half zo klein als in volle broers en zussen, omdat halfbroers en –zussen maar één gemeenschappelijke ouder hebben.