8.9: Voorbeelden van fokwaardeschattingen
Eerst gaan we terug naar het schatten van fokwaarden. Ter herinnering: voor het schatten van de fokwaarde heb je de regressie coëfficiënt nodig, maar ook de fenotypisch superioriteit. Dus hoe krijgen we die als we informatie van meer dan één dier hebben? Gelukkig is dat simpel: neem gewoon het gemiddelde. Bijvoorbeeld, als je de fokwaarde van een stier met 20 nakomelingen wil schatten gebaseerd op de prestatie van de nakomelingen, dan moet je het gemiddelde van de prestatie van de nakomelingen nemen en dit relateer je aan het populatiegemiddelde. Als het nakomelingengemiddelde 50 is en het populatiegemiddelde is 40, dan is:
De volgende stap is om de regressie coëfficiënt en de fenotypische superioriteit te combineren zodat we de fokwaarde kunnen schatten. Onthoud het principe:
Er zijn altijd drie stappen die je moet nemen als je de fokwaarde van een dier gaat schatten:
Bepaal de fenotypische superioriteit van je informatiebron
Bepaal de regressie coëfficiënt
Combineer de vorige twee om tot de fokwaardeschatting te komen
Hieronder vind je wat voorbeelden hoe je dit in de praktijk toe moet passen.
Voorbeelden:
De maximale regressie coëfficiënt wanneer je nakomelinginformatie gebruikt is 2 en niet 1.
De aanwezigheid van een gemeenschappelijke omgevingseffect heeft een verlagend effect op de geschatte fokwaarde