/
8.12: Samenvatting van fokwaardeschatting

8.12: Samenvatting van fokwaardeschatting

Samenvattend: de eigen prestatie is waardevol voor eigenschappen met een hoge erfelijkheidsgraad. Fenotypen die bekend zijn van halfbroers en -zussen zijn waardevoller dan die van volle broers en zussen. De fenotypen van nakomelingen met verschillende partners is de beste informatie: er is geen gemeenschappelijke omgeving met het dier, over het algemeen zijn grotere aantallen beschikbaar en nakomelingen krijgen de echte helft van de genetische aanleg van het dier. Dit alles zorgt voor de meest nauwkeurige EBV.

Nu weet je hoe je de nauwkeurigheid van selectie moet schatten. Maar waarom zou je dit doen? Omdat hoe hoger de nauwkeurigheid van de EBV is, des te lager is het risico dat je dieren op de verkeerde manier op rangorde zet en dus des te lager is het risico dat je de verkeerde dieren selecteert voor de fokkerij. In figuur 4 zie je de betekenis van nauwkeurigheid. In het figuur zie je drie normaalverdelingen, die allen een EBV van 50 representeren, maar met verschillende niveau's van nauwkeurigheid. De meest nauwkeurige EBV heeft een 95% betrouwbaarheidsinterval tussen 45  en 55. Met andere woorden: de beste schatting van de fokwaarde is 50, maar er is een mate van onnauwkeurigheid rond de schatting. Echter, het is 95% zeker dat de echte fokwaarde tussen 45 en 50 ligt. De minst nauwkeurige EBV geeft ook aan dat de beste schatting 50 is, maar de 95% betrouwbaarheidsinterval ligt tussen 35 en 65. Dat is veel groter dan die met de hoogste nauwkeurigheid. Het betekent dat het risico dat je de dieren verkeerd rangschikt, groter wordt.

Dit verschil in nauwkeurigheid kan een resultaat zijn van een verschillende erfelijkheidsgraad. Hoe hoger de erfelijkheidsgraad, des te nauwkeuriger is de EBV. Maar het kan ook een resultaat zijn van suboptimale kwaliteit van de informatiebron; bijvoorbeeld als er maar een paar nakomelingen beschikbaar zijn die gebruikt kunnen worden voor het bepalen van de regressie coëfficiënt. In dat geval is het in een volgende ronde van fokwaardeschatting mogelijk dat meer informatie beschikbaar gekomen is. Meer informatie betekent normaal gesproken dat de regressie coëfficiënt beter bepaald kan worden en dus dat de fokwaarde met een hogere nauwkeurigheid geschat kan worden. Dit kan consequenties hebben voor de waarde van de beste schatting en dus voor de rangschikking van de dieren! Dit is precies waarom de EBV, vooral bij jonge dieren met weinig beschikbare informatie, kan veranderen in nieuwe rondes van fokwaardeschatting. Als ze veranderen is het onzeker in welke richting ze zullen gaan: omhoog of omlaag is even waarschijnlijk.

Figuur 4. Verdelingen rond dezelfde EBV, maar geschat met een hoge, middelmatige, of lage nauwkeurigheid.

Dus:

Hoe lager de nauwkeurigheid van de EBV, des te groter is het risico van een verandering in EBV wanneer nieuwe informatie (bijvoorbeeld nakomelingen) beschikbaar komen.



Related content

8.6: Fokwaardeschatting: het diermodel
8.6: Fokwaardeschatting: het diermodel
More like this
8.13: Het effect van aantal nakomelingen op de nauwkeurigheid
8.13: Het effect van aantal nakomelingen op de nauwkeurigheid
More like this
8.2: In meer detail: fokwaardeschatting
8.2: In meer detail: fokwaardeschatting
More like this
8.7.1: Fokwaardeschatting: het konijnenvoorbeeld voor massa selectie (new)
8.7.1: Fokwaardeschatting: het konijnenvoorbeeld voor massa selectie (new)
More like this
8.1.2: Het diermodel
8.1.2: Het diermodel
More like this
13.5: Praktische zaken die de respons op selectie beïnvloeden
13.5: Praktische zaken die de respons op selectie beïnvloeden
More like this