Appelbloedluis - appel

Gewas: Appel

Wetenschappelijke naam: Eriosoma lanigerum

Groep: Insecten

Appelbloedluis produceert een wollige, witte was om zich te beschermen
Ernstige aantasting door appelbloedluis
Vanaf juli kunnen oorwormen grote hoeveelheden appelbloedluis verorberen, waarmee ze een belangrijke bijdrage leveren aan natuurlijke bestrijding

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

Aantasting door appelbloedluis is duidelijk te herkennen aan het witte, wollige pluis dat op ruwe plekken aan de stam te vinden is, of ook op takken en zelfs op 1-jarige scheuten. Dit pluis is plakkerige was, die door appelbloedluis afgescheiden wordt.

De appelbloedluis zelf is paarsbruin van kleur. Wordt hij kapot gewreven, dan is een bloedrode kleur zichtbaar. Bij ernstige aantasting kunnen gallen worden gevormd aan de stam of in takken. Vooral bij jong plantmateriaal kunnen daardoor een onregelmatige groei en boomvorm ontstaan. Deze gallen kunnen tevens een invalspoort vormen voor andere schimmels, zoals vruchtboomkanker.

Levenswijze

Levenswijze

De appelbloedluis overwintert als larve bovengronds op beschutte plekken op de stam, in oude snoeiwonden of in kankerplekken. Ondergronds kan appelbloedluis overwinteren op de wortels. Zodra de temperatuur in het voorjaar boven 4 °C uitkomt, komen de appelbloedluizen tot ontwikkeling en begint de wasafscheiding. In maart/april worden de eerste jongen geboren. Appelbloedluis kan onder Nederlandse omstandigheden wel 11 tot 12 generaties per jaar krijgen. Alle stadia kunnen door elkaar heen in één kolonie voorkomen. Verspreiding vindt plaats doordat jonge luizen uit de kolonie weglopen en elders in de boom een nieuwe kolonie stichten. Ook kan verspreiding door de wind plaatsvinden. Daarnaast kunnen appelbloedluizen worden verspreidt met takken, bijvoorbeeld bij het inbrengen van roofmijten. De ontwikkeling van appelbloedluis kan bij mooi, warm weer heel snel gaan en aantasting kan in juni en juli fors toenemen. Vanaf juli komt parasitering door de sluipwesp Aphelinus mali sterk op gang. Ook andere natuurlijke vijanden, zoals de oorworm, zorgen ervoor dat de populatie appelbloedluis vaak niet verder uitbreidt of zelfs afneemt.

Maatregelen

Maatregelen

De appelbloedluis overwintert als larve bovengronds op beschutte plekken op de stam, in oude snoeiwonden of in kankerplekken. Ondergronds kan appelbloedluis overwinteren op de wortels. Zodra de temperatuur in het voorjaar boven 4 °C uitkomt, komen de appelbloedluizen tot ontwikkeling en begint de wasafscheiding. In maart/april worden de eerste jongen geboren. Appelbloedluis kan onder Nederlandse omstandigheden wel 11 tot 12 generaties per jaar krijgen. Alle stadia kunnen door elkaar heen in één kolonie voorkomen. Verspreiding vindt plaats doordat jonge luizen uit de kolonie weglopen en elders in de boom een nieuwe kolonie stichten. Ook kan verspreiding door de wind plaatsvinden. Daarnaast kunnen appelbloedluizen worden verspreidt met takken, bijvoorbeeld bij het inbrengen van roofmijten. De ontwikkeling van appelbloedluis kan bij mooi, warm weer heel snel gaan en aantasting kan in juni en juli fors toenemen. Vanaf juli komt parasitering door de sluipwesp Aphelinus mali sterk op gang. Ook andere natuurlijke vijanden, zoals de oorworm, zorgen ervoor dat de populatie appelbloedluis vaak niet verder uitbreidt of zelfs afneemt.

Meer informatie

Â