Vrijlevende wortelaaltjes - aardappel

Gewas: Aardappelen

Wetenschappelijke naam: Paratrichodorus teres, Trichodorus viruliferus

Groep: Aaltjes

Slechte wortelontwikkeling en slechte spruitvorming door aantasting door Paratrichodorus teres
Wortelstelsel van een aardappelplant aangetast door Trichodorus viruliferus

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

In het veld herkent met een aantasting aan onregelmatige plekken, waar afwisselend gezonde en aangetaste planten staan. Op de kiemen ontstaan verkurkte plekjes, die sterk lijken op rhizoctonia-aantasting.

Kiemen groeien krom en kunnen verdikt zijn. Een zware aantasting geeft een slechtere opkomst van het gewas. Aangetaste knollen zijn te herkennen aan kringerigheid ten gevolge van aantasting door het TRV-virus. Dit virus wordt onder andere door Paratrichodorus teres overgebracht.

De aaltjes prikken vooral worteltjes aan, waardoor de lengte groei van de wortel stopt en de plant overgaat tot het vormen van nieuwe wortels. Aangetaste planten hebben een bossig wortelstelsel. De meeste aantasting treedt op in een koud en nat voorjaar.

Levenswijze

Levenswijze

Vrijlevende wortelaaltjes hebben hun naam te danken aan het feit, dat ze uitsluitend buiten de plant leven en de plantenwortels oppervlakkig aanprikken. Paratrichodorus teres komt vooral voor op de lichte (marine) zandgronden en lichte zavelgronden in de Noordoostpolder en de Wieringermeer, maar kan ook op andere zand en dalgronden voorkomen.

Vrijlevende wortelaaltjes hebben een grote waardplantenreeks, waaronder verschillende gewassen, onkruiden en groenbemesters. De aaltjes overbruggen een gewasloze periode op het veld als ei. Totaal vervelt het dier van ei tot volwassen vier keer. Per teeltseizoen komen 3 tot 5 generaties voor.

Maatregelen

Maatregelen

  • Gras en grasgroenbemesters hebben een sterk vermeerderend effect op P. teres en het optreden van kringerigheid in de opvolgende aardappelteelt. De teelt van bladrammenas als groenbemester vermindert de aaltjespopulatie en het optreden van kringerigheid. 

  • Extra organische stof aanvoeren voor een aardappelteelt vermindert de schade. De organische stof moet na de hoofgrondbewerking worden opgebracht en oppervlakkig worden ingewerkt.

  • Uitvoeren van een natte grondontsmetting.

Meer informatie

Meer informatie

Â