5.11.4 Sociaal genetische effecten
Wanneer dieren in groepen worden gehouden, wordt het fenotype van een dier ook beïnvloed door hun groepsleden. De anderen maken deel uit van de omgeving van het dier, waarbij net als bij het moedereffect de ‘omgeving’ een genetische component kent: de erfelijke aanleg van de andere dieren. Met andere woorden: het fenotype van elk dier wordt beïnvloed door een direct genetisch effect (de eigen genen) en zijn eigen omgeving, maar ook indirect door fenotypische effecten van dieren in de omgeving van het dier. Net als het moedereffect heeft het sociale fenotype (de sociale omgeving van het dier) een genetische en een omgevingscomponent. Dit wordt geïllustreerd in de figuur. Het stelt een hok voor met 4 varkens, met de schets van de directe en sociale effecten op varken 1. Varken 1 heeft een fenotype vanwege zijn eigen genetica en eigen omgeving (PD), maar wordt ook beïnvloed door de sociale fenotypes (PS) van varkens. zijn hokgenoten varken 2, 3 en 4. Je kunt je voorstellen dat als deze hokgenoten van varken 1 rustig en vriendelijk zijn, hij veel beter zal presteren dan wanneer de hokgenoten varken 1 pesten of voorkomen dat hij het voer bereikt. Sociale effecten kunnen een rol spelen wanneer dieren in sociale structuren worden gehouden, zoals varkens in een hok, maar ook kippen in een kooi, paarden of koeien in een kudde, schapen in een kudde, enz.
Definitie
Het indirecte of sociale effect beschrijft het effect dat de fenotypes van anderen hebben op de prestaties van een dier. Net als bij het moedereffect zijn de sociale effecten fenotypes die bestaan uit combinaties van genetica en omgevingen van de andere dieren.