Snijbloemen onder glas
-
Aardvlo - sierteelt —
Aardvlooien behoren tot de familie van de bladhaantjes. Een aardvlo is geen vlo maar een 2 tot 3,5 millimeter lang, klein kevertje.
-
Bacteriestengelbrand —
Een goede waardplant voor de bacterieziekte Pseudomonas cichorii is chrysant. Op de stengel ontstaan langwerpige, glazige, roodbruine strepen, Deze strepen worden later zwart.
-
Begoniamijt —
De begoniamijt heeft een grote waardplantenreeks en komt wereldwijd voor. Sierteeltgewassen waarin de mijt voorkomt zijn begonia, chrysant, gerbera, cyclamen en Bouvardia. Ook op groentegewassen, bijvoorbeeld paprika en aubergine, kan de mijt voorkomen.
-
Bladrollers - anjerbladroller - koolbladroller —
Bladrollers danken hun naam aan het feit dat de rupsen zich tussen bladeren inspinnen. De bladeren rollen daardoor op. De rupsen van zowel Koolbladroller als Anjerbladroller vreten aan bladeren, bloemknoppen, bloemstengels en bloemen.
-
Boterbloemluis —
De Boterbloemluis is een middelgrote luis, zonder vleugels 1,8 - 3,0 mm lang. De kleur varieert van geelgroen tot bruingroen. Een opvallend kenmerk vormt de donkergroene zones rond de basis van de beide siphonen.
-
Brandnetelwants —
Brandnetelwants is in Nederland een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. De wants tast de bovengrondsdelen van vooral brandnetels aan.
-
Cicaden - druivencicade - rozencicade - spuugbeestje —
Wereldwijd bestaan er ongeveer 8500 cicade-soorten. Cicaden leven van plantensappen. En zuigen daarvoor aan bladeren en soos ook aan vruchten (paprika). De leeggezogen cellen vullen zich met lucht en krijgen daardoor een witgrijze kleur.
-
Cyclamenmijt —
De Cyclamenmijt is een zeer kleine mijt (0,25 mm), die moeilijk in het gewas te zien is. Ze zijn glashelder of bruin gekleurd en bewegen traag. Ze leven verscholen bloemknoppen, groeipunten en opgerolde bladeren.
-
Dradenschimmel —
Rhizoctonia is een algemeen voorkomende bodemschimmel en veroorzaakt vooral schade aan het begin van een teelt.
-
Emelten —
Emelten zijn pootloze larven van langpootmuggen. Ze zijn zeer polyfaag (hebben veel voedselplanten). Emelten komen vooral voor op gescheurd grasland.
-
Gele rozenluis —
De Gele Rozenluis komt wereldwijd voor. Het is een luis van 2,5 mm lang met een glanzend licht- tot donkergroen lichaam en een bruingele kop.
-
Grasharlekijnmijt - Bryobia —
De meeste Bryobia-soorten zijn kleine plagen in buitenteelten. Soms komen ze in kassen voor en veroorzaken schade aan bijvoorbeeld Bouvardia.
-
Groene appelwants —
Groene appelwants is in heel Europa een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. In de zomer komen ze regelmatig voor in gewassen die onder glas worden geteeld zowel in vruchtgroenten als bloemen
-
Groene kortstaartluis —
De volwassen Groene kortstaartluis is circa 2 mm lang en ovaal. De kleur varieert van groen tot geelbruin. De siphonen zijn kort en ook het staartje (cauda) is kort.
-
Groene perzikluis en tabaksperzikluis —
De Groene perzikluis is een belangrijke plaag in veel gewassen (zeer polyfaag). Rode luis komt sinds 1994 in Nederland voor en is geïdentificeerd als Tabaksperzikluis. Deze luis is ook zeer polyfaag (heeft een groot aantal waardplanten).
-
Groenteuil —
De groenteuil behoort tot de familie van de Noctuidae of nachtuiltjes en is vooral een plaag in kasgewassen, maar kan ook buiten voorkomen.
-
Katoenluis —
De katoenluis is een kleine bladluis met een gedrongen, bijna rond postuur. De kleur varieert van geel tot donkergroen, bijna zwart. Bij voldoende voedsel aanbod (een geschikte waardplant) en niet te hoge temperaturen kunnen de luizen tot 1,8 mm lang worden.
-
Komkommermozaiekvirus —
De bekendste symptomen van Komkommermozaïekvirus zijn lichtgroene tot gele kringen, figuren en vlekken op het blad. Rondom lichtgroene verkleuringen kan een donkerbruine smalle rand zichtbaar zijn.
-
Kroonrot —
Sclerotium rolfsii is een schimmelziekte die in veel siergewassen voorkomt zoals Amaryllis, Astilbe, irissen, tulp, lelies en chrysant. Ook veel groentegewassen kunnen worden aangetast.
-
Meeldauw - snijbloemen —
Erysiphe of echte meeldauw is een schimmelziekte, die in diverse snijbloemen op glastuinbouwbedrijven en buiten schade aanricht in de vorm van bladaantasting.
-
Miljoenpoot —
Miljoenpoten (officiële Nederlandse naam is kasplatrug) zijn geen echte plaagorganismen, maar leven vooral van dood organisch materiaal. Schade aan gewassen treedt alleen op wanneer ze massaal voorkomen en de stengel van een plant aanvreten vlak boven de grond.
-
Naaktslakken —
Er zijn verschillende naaktslakken. Slakkenvraat is herkenbaar aan de rafelige, onregelmatige gaten in het blad vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact.
-
Natrot - Peen —
Pectobacterium carotovorum dankt haar naam aan het feit dat de bacterie voor het eerst gevonden werd in worteltjes (carrots).
-
Pissebed —
Pissebedden zijn schaaldieren en verwant aan garnalen en rivierkreeftjes. De soorten die in kassen voor behoren tot de landpissebedden. Ze zijn de enige schaaldieren die zich hebben aan gepast aan een leven op het land de rest leeft in het water.
-
Pythium voet- en wortelrot —
Deze ziekte is te herkennen aan een slecht wortelstelsel, rotte wortels. De schors laat los van de centrale cilinder waardoor deze gemakkelijk kan worden afgestroopt.
-
Stinkend zachtrot - Zantedeschia —
Bij of dicht onder het grondoppervlak begint het weefsel van de bladstelen te rotten. Het wordt glazig en snel slijmerig, zodat de blad- en bloemstelen bij de basis omknikken.
-
Stromijten —
De meerderheid van de Tyrophagus-soorten leeft in de grond. De mijten voeden zich met organisch materiaal en schimmels.
-
Tabakswittevlieg —
Wittevliegen of motluizen behoren niet tot de vliegen, maar zijn verwant aan de bladluizen. Tabakswittevlieg is een tropische wittevliegsoort die sinds 1987 in kassen in ons land wordt gevonden. De soort is is moeilijk te onderscheiden van de meer voorkomende kaswittevlieg.
-
Tomatenbronsvlekkenvirus —
Het tomaten bronsvlekken virus kan een grote verscheidenheid aan symptomen veroorzaken. De beelden kunnen zeer variabel zijn en zelfs per cultivar verschillen. Op de bladeren kunnen al dan niet concentrische geelgroene kringen en patronen voorkomen.
-
Varenrouwmug —
Op glazen staafjes lijkende maden, 3 - 4 mm lang, ze vreten aan de zaailingen, verspeende planten en stekken. Vooral op vochtige plekken.
-
Vrijlevende aaltjes, virusoverbrengende aaltjes —
De aaltjes leven vrij in de grond en voeden zich door te zuigen aan de wortels (haarwortels) van de planten. Ze veroorzaken op zichzelf weinig schade aan een gewas. Echter doordat ze virussen kunnen overbrengen kan de schade aanzienlijk zijn.
-
Vuilboomluis —
Vuilboomluis komt overal ter wereld voor en veroorzaakt veel economische schade. De luizen zijn 0,9 tot 2,4 mm lang. De kleur is zeer variabel; geelachtig groen, blauwachtig groen, groenachtig zwart of bruinachtig.
-
Witte vlieg - kaswittevlieg —
Op de bladonderzijde sneeuwwitte, gevleugelde insecten eitjes en larven met honingdauw. Bij aanraking vliegen de volwassen vliegjes op. Door saponttrekking worden de bladeren geel.
-
Wolluis - citruswolluis - langstaartwolluis —
Wolluizen hebben hun naam te danken aan het feit dat het lichaam van de vrouwtjes in het derde nymfen stadium bedekt is met wit, wasachtig materiaal in de vorm van poeder, draden, uitsteeksels of plaatjes.
-
Wortelduizendpoot —
De wortelduizendpoot is een polyfaag organisme, dat in gangen en holten in de bodem leeft. Ze zijn niet instaat zelf gangen te graven, maar maken gebruik van bestaande scheuren en ruimten.
-
Wortelknobbelaaltje - snijbloemen —
Wortelknobbelaaltje kan onder andere in sierteelt tot veel schade leiden. Aantasting door wortelknobbelaaltjes in het gewas is zichtbaar doordat plekken in de kas achterblijven in groei.
-
Wortelnecroseaaltje —
Radopholus similis of het wortelnecroseaaltje kan in Anthurium leiden tot een slechte (vegetatieve) groei, chlorose en een afname van het aantal te oogsten bloemen die kan oplopen tot circa 30% in de zieke planten.