Zuringbladwesp

Volwassen zuringbladwespen komen zeer verspreid voor en je zult ze in het fruitgewas tijdens het seizoen niet tegenkomen. De schade aan de vruchten is wel heel kenmerkend. Vanaf september, kort voor de pluk, treedt die op.

De larven boren kleine ronde gaatjes in de vrucht met daar omheen een karakteristieke rode rand. Vaak zijn de putjes ondiep en zit er geen larve in, al kan een larve een gang boren van wel 5 cm diep. De gaten in de vruchten zorgen voor declassering van het fruit en vormen bovendien een gemakkelijke invalspoort voor diverse schimmels.

De zuringbladwesp heeft in de zomer twee generaties, levend op onkruiden. De larven van de tweede generatie overwinteren op het hout van appel en peer, bijvoorbeeld in snoeistompjes. In april/mei verpoppen deze larven. Vanaf half mei vliegen de volwassen bladwespen naar onkruiden. Daar zetten ze hun eieren af. De larven voeden zich met bladeren van die onkruiden en boren zich in holle stengels van planten om zich daar te verpoppen. In augustus en september ontstaat de tweede generatie. De larven die tot ontwikkeling komen op onkruiden die in de boomgaard staan, kruipen de boom in. Een deel blijft daar op het hout overwinteren. Een ander deel maakt boorgaten in de vruchten van appel, peer en druif. De larven die hier in zitten kunnen zich niet verpoppen en deze gaan dus verloren.

De beste maatregel om schade door zuringbladwesp te voorkomen is het onkruidvrij houden van de boomgaard. Verder zorgen bespuitingen tegen andere insecten, bijvoorbeeld fruitmot, er voor dat zuringbladwesp mede wordt bestreden. Een gerichte bestrijding tegen zuringbladwesp zal niet nodig zijn.