Veenmol
Gewas: Diverse gewassen
Wetenschappelijke naam: Gryllotalpa gryllotalpa
Groep: Insecten
Herkenning |
---|
De veenmol komt voor op veenachtige grond. Het insect graaft – net als een echte mol - gangen (ritten of rillen) in de bovenste bodemlaag en vreet aan plantenwortels. Hierdoor worden de tere plantenworteltjes vernield en kleine plantjes omvergeworpen. Daardoor kan men vooral in zaai- en plantbedden overlast van dit insect hebben. De veenmol of molkrekel, Gryllotalpa gryllotalpa, (gryllus = krekel, talpa = mol) behoort tot de familie van de krekels (Gryllidae). Binnen deze familie is het een bijzondere soort, omdat het een graafinsect is, zoals de naam veenmol al suggereert. De veenmol kan meer dan 5 cm lang worden. Kop en vorststuk zijn sterk gepantserd. De voorpoten zijn ontwikkeld tot krachtige graafpoten. De voorvleugels zijn kort en perkamentachtig, de achtervleugels zijn lang. |
Levenswijze |
---|
Veenmollen overwinteren op beschutte plaatsen in de grond. In de loop van maart worden ze weer actief. Ze graven gangen boven in de grond en voeden zich met insectenlarven, slakjes, kleine of regenwormen. Daarnaast eten veenmollen ook van sappige plantenwortels. In mei, tijdens de paartijd, vliegen ze soms over korte afstanden. De mannetjes laten dan 's nachts een zacht gesjirp horen. Het wijfje maakt een bolvormig nest van gronddeeltjes op ca. 15 cm diepte. Hierin worden 50-200 eieren gelegd, die na ongeveer een maand uitkomen. De larven blijven voorlopig in of dichtbij het nest, waar ze door de moeder worden bewaakt (broedverzorging). Na de 2e vervelling gaan de larven zich geleidelijk verspreiden en na de derde vervelling treedt de winterrust in. Na nog 2 vervellingen zijn ze in mei geslachtsrijp. Veenmollen komen hoofdzakelijk op veen- en zandgronden voor en zelden of nooit op zware kleigrond. |
Maatregelen |
---|
|
Meer informatie |
---|