Tulpengalmijt
Gewas: Tulp
Wetenschappelijke naam: Aceria tulipae (voorheen Eriophyes tulipae)
Groep:Â Mijten
Â
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Â
Herkenning |
---|
Een aantasting door tulpengalmijt begint op plaatsen waar de bruine huid niet stijf aansluit tegen de buitenste bolrok, bijvoorbeeld onder huidscheuren of bij de opzwellende wortelkrans. De verkleuring treedt op in onregelmatig verlopende patronen. Het patroon is afhankelijk van de vorm van de buitenste bolrok en de kwaliteit van de huid. Laat tijdens de bewaring wordt de buitenste bolrok crème-achtig of paars tot vermiljoenrood en dof van uiterlijk (foto 1). Als tijdens de bewaring door krimp enige ruimte tussen de bolrokken ontstaat, worden de meer naar binnen gelegen rokken ook aangetast. De mijten vestigen zich dan ook op de spruit, waarop echter geen symptomen van beschadiging zichtbaar worden. Zwaar aangetaste bollen worden slap, vormen na het planten geen wortels en komen niet op. Bij minder ernstige aantasting worden de beworteling en de opkomst vertraagd en ontwikkelt zich een schraal gewas. De bollen van dergelijke planten blijven in het voorjaar opvallend lang hard. In bloemen van cultivars met rode en paarse tinten kunnen min of meer ovale tot langgerekte, gelige tot witte vlekjes ontstaan (foto 2). Deze worden ten onrechte wel eens als virussymptomen gezien. Soms is de bloem door de aanwezigheid van talrijke vlekjes vrijwel geheel ontkleurd. De dochterbollen van zieke planten zien er bij de oogst normaal uit. Bij uitzondering kunnen bij het rooien op de nog witte huid rode verkleuringen worden aangetroffen. Bij de daarop volgende bruinverkleuring van de huid worden deze onzichtbaar. Naast directe schade kan er ook indirecte schade zijn, doordat tulpengalmijten het tulpenvirus-x kunnen overbrengen. |
Levenswijze |
---|
De tulpengalmijt is een slank, langwerpig beestje van ca. 0,2 mm lang en 0,06 mm breed en is dus met het blote oog niet te zien. Alleen wanneer deze galmijten in grote aantallen pleksgewijs voorkomen, zijn ze samen zichtbaar als wit meel. Op aangetaste bollen zijn, afhankelijk van de aantasting, enkele tot enkele duizenden tulpengalmijten te vinden. De meeste mijten sterven af tijdens de groei van de bollen op het veld. Mijten die bij het rooien nog leven, zullen zich grotendeels op de buitenzijde van de bol bevinden. De enkele overgebleven dieren of eieren vormen het begin van de ontwikkeling van een nieuwe plaag tijdens de bewaarperiode. De snelheid waarmee dit gebeurt, wordt sterk bepaald door de temperatuur. Onder optimale omstandigheden (24-27°C) voltrekt een levenscyclus van ei tot volwassen mijt zich in 10 dagen. Bij 23°C of daarboven kunnen bij zeer vatbare cultivars de eerste schadeverschijnselen reeds ca. 6 weken na het rooien worden gevonden. Meestal duurt het tot oktober of november voordat de galmijtaantasting wordt opgemerkt. Bij lagere temperatuur (beneden 17°C) verloopt de ontwikkeling van de mijten zo traag, dat er geen symptomen op de bollen ontstaan. Na een warme zomer kunnen echter vaak onverwacht problemen ontstaan. Bollen van partijen die vroegtijdig worden gekoeld blijven altijd vrij van symptomen. Gewoonlijk overleven galmijten niet op het fust en in lege schuren, mits vuil en bolresten zijn verwijderd. Overleving kan wel optreden als het fust 's winters wordt gebruikt voor de broei van tulpenbollen en de bewaring van uien. De gevoeligheid voor galmijten is per cultivar erg verschillend. Ook Allium-soorten, consumptie-uien en knoflook kunnen ernstig worden aangetast. |
Maatregelen |
---|
|
Meer informatie |
---|
|
Â