Koolzaadsnuitkever

Koolzaadsnuitkevers zijn 2 tot 3 mm lange, zwartgrijze snuitkevertjes. Ze boren met hun snuit gaatjes in hauwtjes van koolzaadplanten en leggen daar een eitje in.

Meestal treft men één larve per hauw aan. De larven voeden zich met de zaden, die in de hauwen gevormd worden.

De larven zijn na ongeveer vier weken volwassen, verlaten dan de hauwen en verpoppen zich in de grond. Begin juli verschijnt de volgende generatie kevers. Deze kruipen na ongeveer een maand in de grond onder ruig materiaal en komen in het volgende voorjaar weer te voorschijn. Vanaf eind maart tot begin mei komen de kevers uit hun winterschuilplaats, bij warm weer en niet te veel wind vliegen de kevers naar de gewassen om weer opnieuw eitjes af te zetten in de hauwen. De koolzaadgalmug maakt bij het afzetten van haar eitjes vaak gebruik van beschadigingen van de hauwen. Als er veel boorgaatjes zijn van de koolzaadsnuikever, kan dat een aantasting van de koolzaadgalmug tot gevolg hebben.

Bij het voorkomen van een tot twee kevers per plant een bestrijding uitvoeren met chemische middelen. De kevers zijn vooral bij warmer weer actief, daar moet men bij de bestrijding rekening mee houden. De bestrijding is het meest effectief, als deze in het midden van de bloei wordt uitgevoerd.