Maiswortelknobbelaaltje - suikerbiet

Gewas: Suikerbiet en andere gewassen

Wetenschappelijke naam: Meloidogyne chitwoodi en Meloidogyne fallax

Groep: Aaltjes

Het maiswortelknobbelaaltje veroorzaakt verdikkingen op de wortels. Bij het noordelijk wortelknobbelaaltje ontstaan worteltjes op de knobbeltjes (spinnetjes), die ontbreken bij dit aaltje
Wortelknobbeltjes in de vorm van verdikking op de worteltjes

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

Het maiswortelknobbelaaltje is net als de overige wortelknobbelaaltjes te herkennen aan achterblijven in groei en aan de vergroeiingen in de vorm van knobbels van enkele millimeters groot op de worteltjes.

Bij het noordelijk wortelknobbelaaltje worden op de knobbels worteltjes gevormd waardoor het geheel op spinnetjes lijkt, bij het graswortelknobbelaaltje worden de knobbeltjes aan het uiteinde van de wortels gevormd als een soort van verdikking. Bij het maiswortelknobbelaaltje zijn de knobbels langgerekt en zonder zijworteltjes.

Wortelknobbelaaltjes komen vooral op lichtere gronden voor.

Levenswijze

Levenswijze

De wortelknobbelaaltjes hebben een grote waardplantenreeks. Van de akkerbouwgewassen zijn peen en aardappel erg gevoelig voor aantasting. Het aaltje wordt op deze gewassen ook sterk vermeerderd. De suikerbiet is matig gevoelig voor schade.

De aaltjes dringen de worteltjes van het waardgewas binnen. Als reactie daarop vormt het waardgewas reuzencellen waarmee de aaltjes zich voeden. Op de plaats van binnendringen worden de wortelknobbeltjes gevormd. Wortelknobbelaaltjes, met uitzonderging van graswortelknobbelaaltjes (M. naasi) hebben afhankelijk van de bodemtemperatuur 2 tot 3 generaties per jaar. Per keer worden in een soort gelatine pakketten buiten het lichaam van het aaltje  tot 500 eitjes afgezet.

Aangezien wortelknobbelaaltjes meerdere generaties per jaar en een grote waardplantenreeks, waaronder vele onkruidsoorten en cultuurgewassen hebben, kan een schadelijke populatie in een korte tijd ontstaan. De wortelknobbelaaltjes M. chitwoodi en M.fallax zijn quarantaine organismen, dat wil zeggen, dat er geen materiaal voor verdere vermeerdering van besmette percelen in omloop mag worden gebracht. Op besmette percelen mogen geen pootgoed of bloembollen worden verbouwd.

Maatregelen

Maatregelen

  • Telen van niet waardgewassen, zie aaltjesschema.

  • Telen van resistente groenbemesters (bladrammenas, gele mosterd) eventueel in combinatie met braaklegging.

  • Onkruid bestrijden, veel onkruidsoorten zijn waardplant.

  • Zwarte braak, bij hogere bodemtemperaturen en afwezigheid van waardgewassen treedt een snelle vermindering van de aaltjespopulatie op.

  • Korte teelten in het teeltplan opnemen, het gewas lokt aaltjes, na de oogst grond zwart houden.

  • Inundatie of onder water zetten van percelen bijvoorbeeld in de bollensector.

  • Biologische grondontsmetting: dit kan onder andere door het inzaaien van resistente kruisbloemige groenbemesters zoals bladrammenas en gele mosterd. Hakselen en onderwerken bij begin bloei. Het is belangrijk de grond aangesloten te houden, dus rollen. Ook is het mogelijk grote hoeveelheden organisch materiaal in te werken en de grond met plastic af te sluiten. Het zuurstofarme milieu zorgt voor de vermindering van de aaltjespopulatie.

  • Natte grondontsmetting als aanvullende maatregel.

Meer informatie

Â