Geelziek - Hyacint

Gewas: Diverse gewassen: Hyacint

Wetenschappelijke naam: Xanthomonas hyacinthi

Groep: Bacteriën

Geelziek hyacint: bodemgeel, doorsnede bol
Geelziek hyacint: topgeel ontstaat als de bacterie vanuit het blad naar de bol gaat.

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

 

Herkenning

Herkenning

Het niet opkomen van planten (blinden) of het in groei achterblijven en plotseling verwelken (zakkers) zijn te velde de eerste symptomen van geelziek.

Bij overlangs doorsnijden van de bol van dergelijke planten blijkt er een duidelijke, botergele verkleuring voor te komen in de bolschijf (foto 1), die via de vaatbundels van de rokken omhoog loopt (foto 2), meestal tot in het ondergrondse deel van de bladeren.

In de bladeren kunnen een of meer waterige strepen ontstaan die vanuit de bol tot in het bovengrondse deel van het blad omhooglopen (stralers foto 3). Ook kan de top van het buitenste blad zwart worden en verdorren, waardoor hij slap omlaag hangt (vlaggers of oude zwarten).

In de bladeren en bloemstelen van planten in de omgeving van de zieke plant ontwikkelen zich vaak ongeveer 1 mm grote, ronde tot ovale, donkergroene vlekjes (spetterzwart foto 4). Aanvankelijk komen deze vooral voor op de bladpunten en -randen, maar later ook verspreid over het gehele blad. De spetters breiden zich uit en versmelten, waarbij vooral het weefsel langs de bladrand bruinzwart wordt (nieuw zwartrand of nieuwe vlaggers) .

Na de oogst kan het ziektebeeld in de bol uiteenlopen van kleine, iets opgezwollen, onregelmatig gevormde, gele tot geelbruine vlekjes tot grotere vlekken. Deze zijn aanvankelijk alleen in de top van de bol aanwezig. De aantasting kan tot de top van de bol beperkt blijven (topgeel) , maar kan zich ook naar beneden toe uitbreiden waardoor de bolbodem heldergeel van kleur wordt (bodemgeel). Vanuit de bolbodem verspreiden de bacteriën zich via de omhooglopende vaatbundels in de rokken. Op dwarsdoorsnede zijn dan de vaatbundels zichtbaar als gele stippen, op overlangse doorsnede als dunne, gele strepen. In een later stadium kan het weefsel van de bolrok grenzend aan deze vaatbundels over een grote oppervlakte geelbruin worden. Ook de jonge spruit kan vanuit de bolbodem worden aangetast. In de bloemsteel en de jonge bladeren ontstaan dan langgerekte waterige strepen.

Zwaar zieke bollen verdrogen tijdens de bewaring en gaan geheel te gronde. Het rottingsproces kan sterk worden bevorderd als gevolg van een secundaire aantasting door de witsnot-bacterie. De gele of geelbruine tinten van het aangetaste weefsel vervagen dan tot een vuile, geelwitte kleur. Tijdens een langdurige bewaring bij 30°C of door heetstoken veranderen de gelige tinten geleidelijk in bruine.

Op plaatsen waar de bollen tijdens de oogst worden beschadigd en vervolgens met de geelziek-bacterie worden geïnfecteerd, kunnen ook geelbruine verkleuringen ontstaan. Vanuit deze aantastingsplaatsen kunnen de bacteriën de bolbasis eveneens bereiken.

Na het planten ontstaan het volgende voorjaar uit bollen met bodemgeel weer blinden, zakkers of stralers, afhankelijk van de mate waarin de bollen bij het planten waren aangetast. Uit bollen met topgeel ontstaan vlaggen of oude zwarten, doordat de buitenste loofbladeren tijdens de langzame uitgroei van de spruit in de winter vanuit de aangetaste bolneus geïnfecteerd raken.

Planten met spetterzwart en nieuw zwartrand worden meestal pleksgewijs aangetroffen (soms op een grote oppervlakte). Planten met de andere genoemde symptomen zijn hoofdzakelijk verspreid in de aanplant te vinden omdat zij een gevolg zijn van infecties vanuit individuele zieke bollen.

Levenswijze

Levenswijze

De lengte van de periode tussen infectie en het zichtbaar worden van de symptomen (incubatietijd) is te velde sterk afhankelijk van de temperatuur: onder koele omstandigheden kan de incubatietijd 7-13 weken duren, onder warme omstandigheden in de voorzomer slechts 1-2 weken.

De bacterie wordt te velde verspreid vanuit zieke planten, waarbij de stralers en zakkers de vroegste besmettingsbronnen zijn, terwijl later ook de planten met vlaggers, zwartrand en spetterzwart een gevaar vormen. De bacteriën worden op het veld door regen en wind of door contact van mensen en dieren met aangetaste planten verspreid. Door bespuiting met minerale olie (bedoeld ter voorkoming van de verspreiding van hyacintenmozaïekvirus) worden bladsymptomen ernstiger. Tijdens en na het rooien kunnen de bacteriën door machines (vooral rooi- en sorteermachine) worden verspreid en gezonde maar bij de oogst beschadigde of verwonde bollen aantasten.

Er bestaat verschil in vatbaarheid tussen de verschillende hyacintencultivars. Bij cultivar `Anna Marie' en sports, 'Carnegie' en 'L'Innocence' veroorzaakt de ziekte meer schade dan bijvoorbeeld bij 'King of the Blues' en 'Pink Pearl'.

Behalve bij hyacint komt de bacterie minder vaak tot sporadisch voor bij Chionodoxa, Eucomis, Puschkinia en Scilla.

Maatregelen

Maatregelen

In het veld
  • opslag van hyacinten verwijderen;

  • direct na opkomst met ziekzoeken beginnen en partijen tot het rooien zorgvuldig blijven controleren; aangetaste planten vernietigen; aantal omringende planten ook vernietigen, rekening houden met de windrichting;

  • alle werkzaamheden in het veld verrichten als het gewas geheel droog is;

  • cultivars die gevoelig zijn voor geelziek en partijen waarin de ziekte aanwezig is, niet met minerale olie bespuiten;

  • het loof van verdachte partijen tegen de rooitijd niet afschoffelen maar aftrekken;

  • zieke plekken apart rooien, bij voorkeur het laatst, om besmetting via de rooimachine te voorkomen

Na het rooien
  • na rooien en elke verwerking de bollen snel terugdrogen;

  • machines na gebruik ontsmetten volgens geldende adviezen;

  • leverbare bollen op aanwezigheid van geelziek onderzoeken door het topje van de bolneus en een dun schijfje van de bolbodem te verwijderen (visiteren); zieke exemplaren vernietigen; het mes na elke bol ontsmetten volgens geldende adviezen;

  • plantgoed na het rooien gedurende 4 weken bewaren bij 30°C en daarna heetstoken; niet-verdachte “gezonde” partijen gedurende 2 weken bewaren bij 38°C gevolgd door 2 dagen bij 44°C, geelzieke partijen of partijen die daarvan worden verdacht een heetstookbehandeling geven van 2 weken bij 38°C gevolgd door 3 dagen bij 44°C. Door deze behandeling kan beschadiging van de bollen ontstaan (zie ‘heetstookbeschadiging’);

  • bij de bolontsmetting verspreiding voorkomen met behulp van de geldende adviezen.

Bij de vermeerdering
  • bij hollen en snijden het mes na elke bol ontsmetten volgens geldende adviezen;

  • bollen vooraf op aanwezigheid van geelziek controleren door het topje van de bolneus en een dun schijfje van bolbodem te verwijderen (visiteren); zieke exemplaren vernietigen; het mes na elke bol ontsmetten;

  • snijbollen kunnen enige tijd na het snijden worden heetgestookt (niet zonder kans op schade).

Meer informatie

Meer informatie

  •