Stengelaaltje - narcis
Gewas: Narcis
Wetenschappelijke naam: Ditylenchus dipsaci
Groep: Aaltjes
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Herkenning |
---|
Bij lichte aantasting beperken de symptomen op het blad zich tot één of enkele zogenoemde spikkels. Dit zijn min of meer ronde, geelachtig-wit gekleurde plekjes, waarvan het weefsel opgezwollen is (foto). Zij hebben geen scherpe grens met het gezonde weefsel en komen in de regel niet voor op het bovenste deel van de bladeren. Niet zelden ontstaat op één plant een aantal spikkels die soms dicht bij elkaar liggen. Wanneer alle spikkels op dezelfde zijde van het blad ontstaan, groeit dit enigszins scheef. Bladeren met veel spikkels worden plaatselijk breder dan gezonde bladeren en zijn krom. De planten blijven in groei achter en sterven voortijdig af. De ondergrondse delen van de bladeren zijn vaak wat dikker dan normaal, waardoor ook de bolneus wat gezwollen kan zijn. Na afsterven laten dergelijke bladeren vaak niet gemakkelijk los van de bol. De nieuwe spruit groeit dikwijls nog vóór het planten sterk uit.Soms is de aantasting dan pas kort voor rooien zichtbaar aan een donkere verkleuring in het hart van de spruit op grens van grond en lucht Op dwarsdoorsnede van de bol zijn enkele rokken licht geelbruin tot donkerbruin gekleurd. Het aangetaste weefsel is korrelig. Deze rokken steken als bruine ringen duidelijk af tegen het gezonde bolweefsel (ringziek). De bollen voelen zacht aan en gaan tijdens de bewaring te gronde, mede door activiteiten van mijten en de kleine narcisvlieg en aantasting door verschillende secundaire schimmels. Bij zwaar zieke bollen laat de bolbodem ten dele los. Op deze plaats kunnen de aaltjes in grote aantallen naar buiten komen en een kluwen vormen, die spoedig uitdroogt (aaltjeswol) (onderste foto), zonder dat de aaltjes daardoor doodgaan. |
Levenswijze |
---|
Het stengelaaltje kan de loofbladeren en de bol aantasten, de wortels niet. De aaltjes verplaatsen zich vanuit de zieke bollen door de grond naar gezonde planten. In zandgronden verplaatsen ze zich met een snelheid van ten hoogste 50 cm per jaar, in kleigronden gaan ze minder snel. Bij afwezigheid van waardplanten neemt het aantal stengelaaltjes in de grond snel af. Een klein aantal blijft echter verscheidene jaren in leven. De aaltjes zijn bestand tegen uitdroging tijdens de bewaring. Uitgedroogde aaltjes worden met vuil en stof gemakkelijk verspreid in de schuur en kunnen door luchtstromen worden meegevoerd. Te velde ontstaan grote aangetaste plekken, als op besmet land is geplant of kleine plekken als één of enkele aangetaste bollen zijn geplant, van waaruit de aaltjes zich hebben verspreid. Door zorgvuldige controle (te velde, in de schuur en in de kassen) en door de veelvuldige toepassing van de warmwaterbehandeling is het optreden van de ziekte beperkt. |
Maatregelen |
---|
Op het aantreffen van de aantasting ligt de verplichting de Bloembollenkeuringsdienst te waarschuwen. De bestrijdingsmaatregelen zijn:
Herbesmetting van partijen voorkomen door:
|
Meer informatie |
---|